zeiv' aangezocht, om ook het onderhavige werk in het Nederduitsch te vertolken, en heeft na de lezing besloten aan dit verzoek te voldoen. Wij achten het onmogelijk, over een werk van dezen aard een oordeel te vellen, met hetwelk allen zullen instemmen; allen zelfs, op wier goedkeuring wij anders ook prijs stellen. Zelfs bij eenstemmigheid in het geloof aan de kenmerkende waarheden van het Christendom, heerscht er zoo veel verschil in de denkbeelden, welke de Christenen zich vormen over den invloed, dien het geloof en de beoefening der waarheid behoort te hebben op het bestuur van het hart en den levenswandel, dat, zoo lang dit verschil bestaat, de een noodzakelijk moet toejuichen, hetgeen de ander voor minder belangrijk zal houden, indien ook al niet volstrekt afkeuren. Wij willen dus, vóór dat wij zelve eenige aanmerking op de voor ons liggende bladen maken, door een kort verslag van derzelver hoofdzakelijken inhoud, onze lezers zelve eenigermate in staat stellen, om over denzelven te oordeelen.
Martha reed werd te Londen in het jaar 1793 geboren, en overleed ongehuwd in het jaar 1821. Uit het verhaal van haren levensloop zien wij, dat zij reeds vroeg blijken gaf van eene groote gevoeligheid van hart, welke zich later in levendige godsdienstige aandoeningen openbaarde. Vroeg echter openbaarden zich ook de voorboden van die ligchaamszwakheid en kwalen, welke haar in den bloei van hare jaren deden bezwijken. Eene teleurgestelde liefde, van welke in het werk echter slechts zijdelings en met de behoorlijke kieschheid gesproken wordt, werkte insgelijks, benevens eenige huiselijke wederwaardigheden, nadeelig en smartelijk op hare ligchaams- en zielsgesteldheid. De hier medegedeelde levensschets behelst, na een berigt aangaande hare kindsche jaren en de aan haar ten deel gevallene, zeer godsdienstige, opvoeding, hoofdzakelijk een verhaal van hare godsdienstige indrukken, ligchaamsongesteldheid, ontwikkeling van haar karakter, wederwaardigheden, vordering in kundigheden, daden van godsvrucht, bescheiden gedrag, beproevingen, werkzaamheden om wèl te doen, pogingen om nuttig te zijn, toenemende ziekte, laatste levenstooneelen en dood. Meestal leefde zij in het gezin harer ouders, of bij haren broeder, deed kleine reizen tot herstelling van hare gezondheid, en bleef dan wel eens eenigen tijd elders, vooral in den kring van vriendinnen, die met haar in godsdienstige