wel mogt de Schrijver beweren, dat napoleon het graf van zijnen roem onder de puinen van het opgeofferde Moskou vond. De geheele passage is wel waardig om gelezen te worden; de ruimte tot afschrijven ontbreekt ons echter; wij verwijzen alzoo den lezer naar bl. 59 à 62 van het tweede Deel.
Het werk is ook daarom belangrijk, wijl het ons de geschiedenis van den Russischen veldtogt onder een nieuw oogpunt vertoont, door eenen Rus beschreven, die, blijkens aanhalingen en toespelingen, de Fransche letterkunde kent en bemint, den Franschman niet ongenegen is, en de natie, waartoe hij behoort, in hare gebreken ten toon stelt, in hare veroveringszucht verfoeit, maar niet ophoudt een warm Vaderlander te zijn, en voorzeker in den bevrijdingskrijg geen bloot aanschouwer geweest is. Ja, wij gissen, dat hij, als sommige kunstschilders, zijn afbeeldsel in zijn tafereel gebragt en zichzelven in den moedigen en luchthartigen sarjetzki geteekend heeft. Onpartijdigheid van oordeel, waarheidsliefde en gematigdheid omtrent vriend en vreemdeling, landgenoot en vijand, onderscheiden eigenaardig zijne voorstelling, en de grond van het romantische is op waarheid gevestigd, zoo als ons de Voorredenaar op gezag des Schrijvers verzekert.
Wij hebben dezen Roman met veel genoegen gelezen, en kunnen dien met volle ruimte aanbevelen, ook om de edelmoedige en godsdienstige gevoelens van den geestigen, dikwerf luimigen Schrijver, die zijne natie op haren tegenwoordigen trap van beschaving juist toont te kennen, hare gebreken niet verzwijgt, daartegen met kracht en klem van redenen waarschuwt, en zich in alles, wat hij zegt, een' echten Rus betoont, wiens hart op de regte plaats zit.
Misschien ligt het met dat al aan ons, dat wij zijn vorig werk nog hooger schatten dan hetgeen wij nu aankondigen; maar zelfs homerus heeft slechts ééne Ilias geschreven, ofschoon men ook in de Odyssea den meester herkent.
Wij raden den Uitgever aan, naauwkeuriger op de correctie te doen letten, die ook hier veel te wenschen overlaat.