dat de spreuk in den tekst, I proef houdt, (‘een getrouw woord is’) II. onberekenbare waarde heeft, (‘alle,’ of, zoo als hij vertaalt, ‘elke aanneming waardig is,’ d.i. voor elken prijs verdient aangenomen te worden) hetwelk hij vooral uit het voorbeeld van paulus bewijst. (Ofschoon Rec. gaarne toegeeft, dat dit laatste gedeelte der spreuk alzoo kan, is hij nogtans niet overtuigd, dat het alzoo moet vertaald worden, maar zou het veeleer houden voor hetzelfde als de volkomenste aanneming of alle geloof waardig, of, gelijk men in één woord zegt, alleraannemelijkst, dus in de hoofdzaak synoniem met getrouw of zeker, maar bij opklimming. De zaak intusschen, door van willes bedoeld, blijft waarheid.) III. Hij besluit, na zeer kort iets van zichzelven gezegd te hebben, met eene en andere toespraak naar tijdsgelegenheid. Eenvoudigheid, rondborstigheid en ernst kenmerken deze Leerrede.
Van de twee Leerredenen, onder No. 2 boven vermeld, kan de eerste slechts in zoo verre een gelegenheidsstuk heeten, als de dood des Heeren van swinderen den Hoogleeraar hofstede de groot daartoe aanleiding gaf, die, in eene voorafgaande Opdragt aan deszelfs Weduwe, den lof en het godvruchtig sterven des Overledenen naar waarde vermeldt. De Leerrede zelve handelt, naar Hand. XII:2, over den dikwijls vroegen dood van de uitnemendste menschen, eerst op zichzelven, aanschouwelijk in het voorbeeld van jacobus, daarna in betrekking tot het Godsbcstuur, en wel alleen, ‘wat wij daaruit kunnen leeren,’ namelijk, ‘hoe wij ons geheel en al van God afhankelijk moeten gevoelen,’ en ‘hoe naauw het tegenwoordige leven met het volgende zamenhangt.’ Dit een en ander wordt kort, maar doelmatig ontwikkeld. Eene korte recapitulatie en peroratie besluiten deze stichtelijke Leerrede. - De andere, te Nichtum uitgesproken door den Heer duval slothouwer, Predikant te Burgwerd en Nichtum, heeft ten tekst Gen. III.