worden, hiermede een boekdeel van 402 bladzijden te vullen, welks inhoud men in het gemelde Archief wedervinden kan, en dat geen aangename lectuur oplevert, en of het in dezen tijd nog nuttig is, die oude geschiedenissen weder op te halen, dit een en ander zou hij nog al betwijfelen, en voor deze Kerkelijke Handelingen liever eenige zulke welbewerkte Verhandeling van den Hoogleeraar kist, of van deszelfs Medeärbeider rooyaards, ontvangen hebben, als door hen in het Archief meermaals geleverd is. - Opmerkelijk is het intusschen, zoo wel als aangenaam, bij het doorloopen van deze bladen te zien, dat de geest en toon van handelen in de zaak der Remonstranten, sedert den jare 1795, zeer veranderd en gematigd is geworden, zoodat men van die allengs uitgesletene verschillen thans gerust zeggen kan: ‘Deze dingen zijn oud.’ - Ref. wil dus ook den Hoogleeraar kist geenszins de bedoeling toeschrijven, ‘als wilde hij oude wonden oprijten, of anders nieuwe brandstoffen werpen op het vuur, hetwelk ook in onze dagen ontstoken is,’ (iets, dat toch ligt het gevolg zijn kan;) maar hij stemt hem zeer gaarne bij, wanneer hij zegt: ‘Al zijn de tijden, die wij beleven, op verre na niet volmaakt, zijne Negentiende Eeuw zal hij,’ (de meer bezadigde opmerker) ‘geloof ik, voor de Achttiende of Zeventiende niet willen ruilen.’