2. omdat het onder dezen invloed de zinnelijkheid voedt en de hartstogten gaande maakt, ten spot van het heiligste; 3. omdat het volstrekt niet rust op zedelijk-godsdienstige grondstellingen, en zeer ligt zedelijke werkzaamheid verwaarloost, of zich vereenigt met de zedelijkheid verwoestende stelsels; 4. omdat het niets anders is, dan eene eenzijdige en mislukte opvatting van het Bijbelsch Christendom; uit welk alles, 5. deze slotsom volgt, dat, hoewel het eene betrekkelijke waarde, door tijden en omstandigheden bepaald, hebben kan, het echter geen volstrekte waarde in zichzelve heeft. - Op dergelijke wijze wordt, in de tweede Verhandeling, aangetoond, dat het Piëtismus, wegens zijne stellingen en gevolgen, voor het zedelijk en godsdienstig leven nog veel gevaarlijker en schadelijker is, daar 1. de stellingen van den Piëtist onwaardige begrippen van God en den mensch bevatten, zijne eigene zedelijkheid in gevaar brengen, niet onderling zamenhangen, noch in de H. Schrift gegrond zijn, noch met den geest van het Protestantisme strooken; 2. daar het Piëtismus nadeelig werkt voor Godsdienst en zedelijkheid, voor den voortgang der Godgeleerde wetenschap, voor de openbare Godsdienstoefeningen, voor het burgerlijk geluk en de orde in den Staat. Na welk een en ander nog met een kort woord aangewezen wordt, hoe Mysticismus en Piëtismus, ofschoon op zichzelve tegenstrijdig, zich echter, onder zekere wijzigingen en omstandigheden, kunnen vereenigen; verder, hoe men ten aanzien der Piëtisten behoort te handelen; en eindelijk, hoe men, in hoop op God, die ook uit dit kwade het goede voortbrengen kan, zich moet bevlijtigen, om, door onpartijdig en aanhoudend onderzoek, het zuivere Bijbelsche Christendom overtuigend voor het verstand, en tevens, door opmerkzaamheid op deszelfs heiligenden en zaligenden invloed, belangwekkend voor het hart voor te stellen.
Dit zal genoeg zijn ter aanbeveling van dit geschrift aan allen, wien het om dit zuivere Bijbelsche Christendom te doen is, en bij welke het, door zulke onder-