Remonstrantsche Seminarium, wier lessen de Doopsgezinde Studenten mogten hooren, waarna de afdeeling met zegenbeden aan Curatoren en Kweekelingen besloten wordt.
Het nagebed, de dankzegging aan de toehoorders buiten de Gemeente, aan het Zanggezelschap van Holwert - alles is in dichtmaat vervat; alleen heeft de Muze van den Heer martens (en dit zij tot hare eer gezegd!) zich niet gewaagd aan de Apostolische vermaning, die der vergadering in eenvoudig proza tot afscheidgroet gegeven wordt.
Als toegift zijn er bijgevoegd: Dichtregelen op het derde Eeuwfeest der Reformatie, gevierd den 2 November 1817, van den Eerw. Schrijver, waarin enkele goede coupletten voorkomen, en: Eenige dichtregelen bij de viering van het honderdjarig bestaan van het voormelde Seminarium, door den Eerw. r. posthumus, Predikant bij de Hervormden te Waaxens en Brantgum, waarvan dit Tijdschrift reeds vroeger eenig verslag gegeven heeft.
Achter het stuk vindt men Bijvoegselen en Aanteekeningen omtrent eenige bijzonderheden, daarin vermeld, en eindelijk eene Narede nopens de vertraagde uitgave en de opdragt dezer Feestrede. De Eerw. Schrijver wilde zijn werk, als eene welgemeende hulde van dankbaarheid, aan het Collegie van Bestuurders der Algemeene Doopsgezinde Societeit, en aan Curatoren van derzelver Kweekschool opdragen; doch de uitvoering van dit voornemen is den ijverigen Man, van wege dat Collegie, geweigerd, ja de uitgave van zijn stuk is hem zelfs afgeraden. Hij verdedigt zich over deze, voor hem onaangename bejegening, in die Narede, en er heerscht in dat alles een toon van goedwilligheid, die Rec. medelijden met den Man inboezemt. Zal hij echter zijn gevoelen zeggen, zoo moet hij betuigen, dat voornoemd Collegie de beoordeeling van deszelfs gehouden gedrag aan de Lezers van deze Feestrede gerustelijk kan overlaten. Vraagt men ten slotte naar zijn oordeel over de innerlijke waarde van dit stuk, zoo voelt hij zich gedrongen, hetzelve te noemen eene welgemeende, hartelijke uitboezeming - in den vorm van eene homilétische curiositeit. De poëtische verdienste der verzen moge de Lezer, naar de aangehaalde proeven, zelf bepalen. De Groninger Akademiedrukker, de Heer oomkens, heeft voor eene fraaije uitvoering van dit Gedenkstuk alle zorg gedragen.