ben.’ Het is dus niet vreemd, dat Kuilenburg een belangrijk eigen Archief bezit. Voorheen werd dit in eenen toren van het kasteel zorgvuldig bewaard (of liever verborgen), maar bij de slooping van dat gebouw in 1812 naar het Raadhuis te Kuilenburg overgebragt, waar het zich nog bevindt. De Heer nijhoff werd door den Koning belast met de schifting en inventarisatie van hetzelve, en vond zich daardoor, gelijk men zien zal, in de aangename gelegenheid, om menig belangrijk en onbekend stuk op te delven.
Vooraf gaat eene beknopte opgave van de opvolging der Heeren van Kuilenburg, beginnende met Hubertus van Beusinchem, van wien reeds op het jaar 1281 wordt melding gemaakt. In de volgreeks dezer Heeren merkten wij bijzonder op Floris van Palland, ten wiens behoeve Kuilenburg in 1555 door Keizer Karel tot een Graafschap verheven werd, en die naderhand een der voornaamste Hoofden der verbondene Edelen was; zijnen Zoon Floris II, Gedeputeerde wegens Gelderland bij de Staten-Generaal, die in 1639 overleed, en den in onze Geschiedenis zoo bekenden, maar doorgaans ongelukkigen Veldmaarschalk George Frederik, Graaf van Waldek, overleden in 1692.
Daarna tot de beschouwing van het Archief zelf overgaande, volgt hij de orde, die bij de rangschikking van hetzelve gehouden is, en behandelt dus: 1o. de Charters, of oorspronkelijke parkementen brieven; 2o. de Rekeningen; 3o. de papieren, die strekken kunnen tot opheldering der Geschiedenis van de Graven van Kuilenburg en van hunnen tijd; 4o. die, betreffende de Domeingoederen dier Graven in de Nederlanden; en 5o. die, welke tot de buitenlandsche bezittingen der geslachten, die Kuilenburg bezeten hebben, betrekking hebben.
Onder elke dezer vijf rubrieken worden zoo vele belangrijke stukken aangehaald, dat men zich inderdaad getroffen gevoelt door den rijkdom van het Archief eener enkele Stad. De Heer nijhoff heeft meer bijzonder de eerste en derde rubriek uitgewerkt. Het bestek van een verslag laat ons niet toe, hem hierin op den voet te volgen, en wij zullen dus, om onze Lezers te overtuigen, dat wij tot dusverre niet te veel gezegd hebben, slechts het een en ander uit de derde afdeeling aanhalen. Deze is zoo uitgebreid, dat zij in tien groote onderafdeelingen is moeten verdeeld worden. Een woord over de 2de, 3de en 7de.