winning wel aan het meer sterke en handelende willen toekennen. Daar echter beider vermogens, als 't ware, in den Roman dienen vereenigd te zijn, is het geen wonder, dat de Vrouwen in geen vak van letterkunde gelukkiger met de Mannen gewedijverd hebben, dan in dit; en er zijn er, wier werken te allen tijde zullen geëerd en bewonderd, en misschien slechts een weinig lager dan die der eerste meesters in dit vak geplaatst worden. Wij rekenen in de eerste plaats hiertoe Mad. cottin; en in de tweede (wij aarzelen niet te bekennen, dat wij die zelfs boven Lady morgan, Miss edgeworth, henriëtte hanke, en verre boven Mesdames gay, girardin, de craon enz. schatten) carolina pichler, de Schrijfster van het voor ons liggende verhaal. Zoo wij hiervan niet reeds door haren Agathokles, de Zweden in Praag enz. overtuigd waren, zoude het Beleg van Weenen ons gevoelen volkomen bevestigen. Ofschoon in het oorspronkelijke ons reeds bekend, hebben wij deze vertaling met het grootste genoegen gelezen, en bij vernieuwing vonden wij dit verhaal aan alle vereischten van den geschiedkundigen Roman, die thans niet gering zijn, beantwoordende. Onzen lezers het vermaak der verrassing niet willende benemen, deelen wij geen dor geraamte van hetzelve mede; maar verzekeren hun slechts, dat, hoe
boeijend en belangwekkend de inhoud ook zij, zij evenwel niets gedwongens, onnatuurlijks of ongeloofbaars zuilen aantreffen. Het is alles handeling en leven, zonder overkropte drokte noch matheid, natuurlijk en met de geschiedenis als 't ware ineengevlochten; terwijl ons de Schrijfster eenen diepen blik in de harten harer personen vergunt, en het geheime raderwerk van driften en hartstogten voor ons openlegt. De verschillende karakters zijn dan ook juist geteekend en fiksch volgehouden; ofschoon, zoo wij eene aanmerking moesten maken, die het karakter van Pater isidorus zoude betreffen; hetwelk, naar ons gevoelen, te onnatuurlijk streng en ijverzuchtig schijnt, om met die belanglooze deugden vereenigd te zijn, welke hij later in beoefening brengt, en hetgeen ons belet met de algemeene achting in te stemmen, die hem ten laatste te beurt valt. Het verhaal van den Graaf zriny is inzonderheid belangwekkend, en de ontmoeting van denzelven met zijne echtgenoote op de vesting Kuffstein bij uitstek fraai en menschkundig. Alleen dit tooneeel is ons meer waardig dan