schrevene zamenspraken hoogst onaangenaam, wanneer de schrijvende spreker de rollen niet juist heeft verdeeld, en zich niet geheel verplaatst in den toestand der denkbeeldige sprekers. Intusschen durven wij verzekeren, dat de Heer boeke hierin gelukkig geslaagd is. Hij heeft een tweetal Verhandelingen, in den vorm van Gesprekken, voorgedragen, en, naar 't schijnt, moedigde de algemeene bijval hem aan, dezelve, in dien vorm, in het licht te geven. Het pleit voor de bekwaamheid, niet slechts van den schrijver, maar ook van den spreker, dat deze proeve niet mislukt is. De eerwaardige Steller schijnt zelf, luidens het Voorberigt, eenigermate geaarzeld te hebben, om zich van dezen vorm te bedienen, en durft dien ook niet onbepaald aanbevelen; maar als hij zegt: ‘Ik heb dien vorm zelfs niet gezocht,’ kunnen wij dat niet gelooven. De Heer boeke zoude denzelven niet gebezigd hebben, als hij daar niet te voren over gedacht, en dus daarnaar
gezocht had; en daaraan deed zijn Eerw. zeer wel. Op eenen zeer onderhoudenden, aangenamen en bevattelijken trant wordt, in het eerste Gesprek, de aard en de waarde der Beleefdheid, gesprekswijze, ontwikkeld, van alle zijden beschouwd, en in het regte licht geplaatst; in eenen bevalligen, somtijds vrolijken en luimigen stijl, vervangen de sprekers elkander; terwijl vooral het zedelijke en Christelijke moment niet is vergeten. Dit geldt geheel en al van het tweede Gesprek, over de Beschaving en haren voortgang, waarvan de behandeling, uit den aard der stof, iets meer wijsgeerig moest zijn; ook daar is alles helder en eenvoudig gedacht en behandeld. De Lezer eische niet van ons eene analysis dezer Gesprekken; dit zoude even moeijelijk als ontoereikend zijn; maar hij make zich met het bevallige boeksken bekend, en zie, dat men nog degelijken, voedzamen kost vindt opgedischt op die spreekgestoelten, welke zoo drok bestegen worden, maar waar ons dikwijls een watersoepje wordt aangeboden, zoodat de aandachtigste toehoorder, zonder de slaapwerende snuifdoos, eene prooi zoude kunnen worden van den alles overweldigenden slaap.
Wij kennen dus aan deze proeven wezenlijke letterkundige en aesthetische waarde toe: Wij herinneren ons, buiten deze Gesprekken, in dit genre niets uit lateren tijd, dan de Gesprekken in Sokratischen vorm van lublink weddik,