Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1836
(1836)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 728]
| |
3.[regelnummer]
Ik zie de kwik in 't weêrglas dalen.
4.[regelnummer]
Het schoorsteenroet valt drupp'lend neêr.
5.[regelnummer]
Het vocht begint den muur te ontvloeijen.
6.[regelnummer]
De zwaluw scheert langs 't spichtig gras.
7.[regelnummer]
De vlieg verstoort de logge koeijen.
8.[regelnummer]
De kikvorsch kwaakt in d' engen plas.
9.[regelnummer]
Flink, mijn patrijshond, zit te droomen.
10.[regelnummer]
Het stof draait dwar'lend in den vliet.
11.[regelnummer]
De visschen spart'len op de stroomen.
12.[regelnummer]
Het regende ook op Sint Margriet.
13.[regelnummer]
Hebt gij den stank der gracht geroken?
14.[regelnummer]
Zaagt gij dien fraaijen regenboog?
15.[regelnummer]
De zon is nev'lig neêrgedoken.
16.[regelnummer]
Ondraaglijk kwelt me een eksteroog.
17.[regelnummer]
De huiskat strijkt haar fulpen wangen.
18.[regelnummer]
Gesloten is de pimpernel.
19.[regelnummer]
De meerle fluit haar zoete zangen.
20.[regelnummer]
Ei hoor, wat piept de krekel schel!
21.[regelnummer]
Het loeijend vee wil 't veld verlaten.
22.[regelnummer]
't Verschiet schijnt ons nabij te zijn.
23.[regelnummer]
Ik hoor de ontruste schapen blaten.
24.[regelnummer]
Aanhoudend knort het ronkend zwijn.
25.[regelnummer]
De slakken zijn met zand bestoven.
26.[regelnummer]
De padden kruipen ginds en her.
27.[regelnummer]
De klaver heft de kruin naar boven.
28.[regelnummer]
Flaauw glinstert zelfs de grootste ster.
29.[regelnummer]
De paauw verheft zijn schelle kreten.
30.[regelnummer]
Het rijpaard trapt vol ongeduld.
31.[regelnummer]
Mijn hond wil gras, voor beend'ren, eten.
32.[regelnummer]
Zie, hoe een kring de maan omhult!
33.[regelnummer]
De glimwolm blinkt in vollen luister.
34.[regelnummer]
De koekoek roept in 't eenzaam woud.
35.[regelnummer]
De maan schijnt rood door 't nev'lig duister.
36.[regelnummer]
Het is, schoon zomer, nat en koud.
37.[regelnummer]
De ganzen gagg'len; de eenden kwaken.
38.[regelnummer]
De gladde zuring krimpt ineen.
39.[regelnummer]
Het hout zet uit, met hoorbaar kraken.
40.[regelnummer]
Het vocht ontwelt den blaauwen steen.
41.[regelnummer]
De raven storten zwierend neder.
42.[regelnummer]
In gang en kamers kruipt de spin.
43.[regelnummer]
De herder spelt onstuimig weder.
44.[regelnummer]
De nieuwe maan viel maandag in. -
Dus, vriend, ons uitgaan is verkeken;
Al ziet ge zuur, hier is geen keus,
En morgen (waar' die dag verstreken!)
Zij t'huis te blijven onze leus.
L.
(Vrij nagevolgd en vermeerderd naar het Engelsch van Dr. jenner.) |
|