Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1836
(1836)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijIets aangaande den tegenwoordigen toestand der homoeopathie in Duitschland.(Medegedeeld door j. bosman tresling, practiserend Geneesheer te Winschoten.)
Ieder, die met de Geschiedenis der Geneeskunde slechts oppervlakkig bekend is, weet, dat er in den loop der laatste jaren eene menigte van geneeskundige theoriën en leerstelsels zijn opgeworpen, welke, min of meer scherpzinnig uitgedacht, in de eerste oogenblikken van hun ontstaan met gejuich ontvangen, en gedurende eenigen tijd door sommigen verdedigd werden; maar hij weet tevens, dat dezelve in later tijd, bij een naauwkeuriger onderzoek, onvoldoende bevonden, spoedig wederom in het niet verzonken. Onder alle deze stelsels wordt er echter geen gevonden, meer met het gezond verstand en met de ervaring van alle eeuwen strijdig, | |
[pagina 698]
| |
dan de zoogenaamde Homoeopathie. De theoriën van brown, schelling, schönlein, zelfs die van broussais en rassori niet uitgezonderd, waren, ofschoon zij het doel misten, altijd nog min of meer prijzenswaardige en stoute pogingen, om de Pathologie en Therapie der ziekten op hechteren grondslag te vestigen. Hoezeer men zich ook moet wachten, om de grondstellingen van ieder stelsel hoegenaamd onvoorwaardelijk te huldigen, zoo beleedigen deze toch niet het gezond verstand; en, ofschoon zij de grenzen der waarheid overschreedden, daalden zij niet tot het gemeene af, en verlaagden de Geneeskunde niet tot een rampzalig goochelspel. In de schriften van een' brown en broussais ontmoeten wij, het is waar, menschelijke dwaling, maar geen snood bedrog, geen verachtelijk spel met verdichte en zigtbaar verzonnene daadzaken. Spoediger dan eenig ander stelsel, hetwelk immer in de Geneeskunde bestond, snelt dan ook de Homoeopathie haren ondergang te gemoet. Deszelfs onbestaanbaarheid met het gezond verstand, de ongelukkige resultaten van deszelfs practische beproeving in Rijkshospitalen in Rusland en Napels, door officiéle rapporten bevestigd, waarbij wij de uitkomsten van deszelfs herhaalde beproeving te Berlijn, welke ook binnen kort van regeringswege zullen bekend gemaakt worden, kunnen voegen, hebben voorzeker daartoe het hunne bijgebragt. Maar meer dan dit alles zijn het de gedurige oneenigheid en de onophoudelijke twisten der Homoeopathen onder elkander, niet over bijzaken, maar over de zoogenaamde grondwaarheden der nieuwe leer, welke in Duitschland hoe langer hoe meer de oogen openen der leeken; hoezeer de aanhangers van hahnemann, toen zij voor de regtbank der Geneeskunde werden afgewezen, door tallooze schriften en allerlei ongeoorloofde middelen elk voor zich hebben getracht in te nemen; - deze twisten, wij herhalen het, maken het publiek hoe langer hoe meer afkeerig van eene geneesleer, van welke geene enkele grondstelling kan worden opgenoemd, welke niet door de aanhangers der leer zelve wordt bestreden. Openlijk erkennen zij thans ook het verminderd getal hunner begunstigers, en klagen bitter, dat de door hen uitgegevene schriften, welke te voren niet alleen door Geneeskundigen, maar ook door de patiënten werden gelezen, thans zoo weinig de aandacht van het publiek tot zich trekken; ofschoon de oorzaken daarvan door de aanhangers der Homoeopathie ver- | |
[pagina 699]
| |
schillend worden opgegeven, naarmate van de verschillende inzigten, welke zij zelve aangaande de meer- of mindere geldigheid der nieuwe leer koesteren. Men kan de belijders der Homoeopathie tegenwoordig in drie hoofdklassen onderscheiden, namelijk in de zoogenaamde Sufficienten, Insufficienten en Reformatoren. Tot de zoogenaamde Sufficienten of Hahnemannianen, de orthodoxe partij, behooren stapf, schweikert, kammerer en anderen; hun orgaan is voornamelijk het Archiv für die homoöpathische Heilkunst. Op nietsbeteekenende uitzonderingen na, nemen zij de Homoeopathie voor waar aan, zoo als dezelve door hahnemann in het Organon is blootgelegd, en schijnen over 't algemeen het in verba jurare magistri tot grondregel te hebben aangenomen. In dringend levensgevaar, bij schijndood mag, volgens hen, de oudere geneesmethode tot opwekking van het leven alleen worden aangewend; voor al het overige is niet alleen de homoeopathische geneeswijze voldoende, maar zij overtreft verreweg in uitmuntendheid de gewone Geneeskunde, welke, volgens hen, enkel tot verderf der menschheid bestaat. Het getal van de uitoefenaars der Homoeopathie, welke tot deze partij behooren, is echter, betrekkelijk gesproken, klein. De tweede klasse bestaat uit de zoogenaamde Insufficienten, die, wel is waar, de meerdere voortreffelijkheid der Homoeopathie boven de oudere school als waarheid aannemen, maar toch evenwel toegeven, dat de oudere methode niet geheel kan worden gemist, van welke zij ook in hunne praktijk, als het hun past, een vlijtig gebruik maken. Rummel, attomyr, kretschmar, müller behooren tot de zelve. Tot verbreiding hunner gevoelens bedienen zij zich voornamelijk van de Allgemeine homoöpathische Zeitung. Zij wijken in vele opzigten van hahnemann af. Naast de stelling van het similia similibus (Homoeopathie) huldigen zij het aequalia aequalibus of eadem iisdem (Isopathie, Homoeopathie). Zij gelooven wel aan de werking van ten uiterste kleine artsenijgiften, maar keuren toch de eindelooze verdunningen der medicamenten niet goed. Attomyr wil voor zich eene homoeopathische apotheek inrigten, die slechts millioendeelen bevat (Briefe über Homoöpathie, Heft 3. S. 57); en als hahnemann het ruiken aan suikerkogeltjes, welke met decillioenste artsenijverdunningen bevochtigd zijn, als de hoogste krachtsontwikkeling der geneesmiddelen voor- | |
[pagina 700]
| |
stelt, geeft Dr. rummel, anders een zeer geloovig Homoeopaath, openlijk zijn ongeloof aan de werking van zulk een niets te kennen; want, zegt hij, zich zijns ondanks van bitteren spot niet kunnende onthouden, ‘het zal niet lang meer duren, en men zal zijne toevlugt nemen tot het bloot zien laten van het geneesmiddel - en in het vervolg zal het genoeg zijn, den patiënt er aan te herinneren.’ (Allgemeine homoöpathische Zeitung, B. IV. No. 10.) Het denkbeeld der krachtsvermeerdering van de artsenijen door schudden wordt door hen meestal bestreden, en verscheidene hunner hebben de verdunningstheorie wederlegd. Attomyr wil bij zulke willekeurigheden den jabroer niet spelen, (Hygea, B. 1. S. 238) en Dr. kretschmar zegt: ‘Hahnemann steht noch immer in dem Wahne, dass die Mittel durch die öftere Schuttelung zu kraftig würden. Dieser Hocuspocus sollte endlich von uns vergessen werden. Wir wissen jetzt, durch Erfahrung belehrt, dass die Zahl der Armschläge keine Einfluss auf die Kraftentwickelung hat.’ (Streitfrage aus dem Gebiete der Homoöpathie, S. 50.) Eindelijk wordt de Psora-theorie, dat is de Hahnemannsche stelling, dat ⅞ van alle chronische ziekten haren oorsprong aan scabies te danken hebben, en zonder achtgeving op die voorgewende oorzaak niet kunnen worden genezen, door hen, hetzij gedeeltelijk, hetzij geheel, verworpen. Deze partij wordt door hahnemann met den naam van Mischlingssecte bestempeld, en op onderscheidene plaatsen zijner werken heeft hij hun, die nu eens homoeopathisch en dan weder allopathisch practiseren, zijn bitter misnoegen doen gevoelen, en het publiek openlijk voor dezulken gewaarschuwd. In de Voorrede voor eene brochure, door den Hahnemannschen Geneesheer kammerer te Ulm uitgegeven, (Die Homoöpathie heilt ohne Blutentziehungen) geeft hij vooral, in zijne gewone hevige taal, aan zijn' overkropten boezem lucht, en doet hun de bitterste verwijtingen hooren. Ja, zoo ver gaat zijn wrevel tegen hen, die, ofschoon van de waarheid en voortreffelijkheid der Homoeopathie overtuigd, zich van de gewone Geneeskunde niet geheel hebben losgemaakt, dat het hem tot voorwendsel gestrekt heeft, om het homoeopathische Clinicum te Leipzig te verloochenen, daar hij openlijk geweigerd heeft hetzelve als het zijne te erkennen, zoolang de beruchte Dr. moritz müller | |
[pagina 701]
| |
aan hetzelve werkzaam was. Het is echter twijfelachtig, of dit wel de ware reden is; maar in allen gevalle heeft de wereld, bij het bekendworden van de ongelukkige resultaten dezer inrigting, wederom gelegenheid gehad, om hahnemann's loosheid en menschenkennis te bewonderen.Ga naar voetnoot(*)
(Het vervolg en slot hierna.) |
|