Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1836
(1836)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijEen tooneel uit de eerste Fransche omwenteling.
| |
[pagina 577]
| |
die den eed weigerden, en aan hen, die den weigerenden eene schuilplaats verleenden. Vergeefs vormden de comités révolutionnairs hunne vreeselijke patriottische kamer, en schreven alle verdachten op de lijst van den beul; er bleven in Bretagne steeds priesters, die de geloovigen bijstonden en hun troost bragten; er bleven steeds geloovigen, die den priesters dak en onderhoud verschaften. Ja, men kan zeggen, dat in weinige gemeenten dier provincie de openbare godsdienstoefening afgebroken geworden is. De vroomheid was vindingrijker dan de vervolgzucht. Zichier daarvan een voorbeeld: Te Croson werden de kerken gesloten. De priesters konden geene schuur vinden, om er het misoffer te verrigten. De dorpen waren vol met soldaten der republiek. Hoe nu de pligten der godsdienst oefenen? Hoe de jonggeborenen doopen? Hoe de verloofden trouwen? Men luistere! Het slaat middernacht. Een dobberend lichtje schemert van verre op den oceaan. De klank eener klok mengt zich, naauwelijks hoorbaar, in het bruisen der golven. Plotseling komen van achter alle rotspunten en landtongen, uit alle kreken en inhammen langwerpige zwarte punten te voorschijn, en glijden over de baren daarheen. Het zijn visschersschuiten vol mannen en vrouwen, kinderen en grijsaards. Zij bereiken de open zee; zij sturen alle naar één en hetzelfde punt. Reeds klinkt de klok van naderbij; het uit de verte schemerende lichtpunt wordt duidelijker. Eindelijk verschijnt het voorwerp, werwaarts geheel de bevolking henen snelt, midden op de watervlakte. Een scheepje is het, en op dit scheepje een priester, die de mis verrigt. Hierheen, waar hij slechts God tot getuige heeft, riep hij zijne parochiekinderen om ér hunne godsdienst te houden, en allen zijn gekomen, allen liggen om hem geknield. Digt onder hunne voeten schuimt de zee; over hunne hoofden pakken zich de wolken aan het gewelf des hemels te zamen. Die het vermag, voltooije de schildering van dit schouwspel! De nacht, de golven, tweeduizend hoofden eerbiedig neêrgebogen rondom eenen man, die, over den afgrond zwevende, de kerkdienst verrigt, het plegtige gezang, en bij elke pauze het dreigende bruisen der zee, zich verkondigende als de stem des Heeren! Overigens verbeelde men zich niet, dat de boer in Bretagne geene andere gevaren door te staan had, om zijn oud | |
[pagina 578]
| |
geloof getrouw te blijven. Nergens was de vervolging aanhoudender, nergens hatelijker. Menige provincie van Frankrijk was er, waar meer hoofden afgeslagen werden; maar in geene werd de gevoeligheid pijnlijker geprikkeld, nergens de hartstogt feller gefard, de grimmigheid der volksmassen met meer hardnekkigheid tot het uiterste gedreven. Men wilde den leeuw dwingen zich op te rigten, om hem te wisser de borst te kunnen doorboren. De leeuw bleef liggen. Desniettemin greep men hem aan, en kwelde hem met de laaghartigste wreedheden. Ziehier weder een voorbeeld, voor welks geschiedkundige echtheid wij borg blijven. Wij verhalen het uit den mond van een' ooggetuige. Het was in het begin van Mei. Men vernam, dat verscheidene gemeenten des nachts te Morlaix bijeenkomen zouden, om, onder aanvoering eens weêrspannigen priesters, de jaarlijksche processie te houden, bij welke men den hemel om vruchtbaarheid der akkers aanroept. Terstond geraakte alles in beweging. Twee kompagniën der nationale garde kwamen onder de wapenen, en begaven zich, op den bepaalden dag, zoodra het donker werd, naar eene plaats, waar de processie noodwendig voorbij moest komen. De burgerfoldaten (zoo noemde men hen toen reeds) legden zich, ter wederzijden van een' hollen weg, achter aardhoopen en heggen in hinderlaag en loerden. Een uur verliep, zonder dat er zich iets vernemen liet. Eindelijk hoorde men in de verte een geruisch, gelijk aan dat eener naderende menschenschaar. Vervolgens verhief zich eene stem in den suizenden nachtwind, en de toonen van een kerkgezang rolden door de lucht. ‘Zij zijn het!’ riep de Kapitein, die het bevel over de gewapenden voerde. ‘Allen op de knie! Geeft acht, en let op het kommando!’ Wederom was alles stil. Nu begon het gezang op nieuw, en klonk gedurig nader. Reeds betreedt de stoet het pad zelf, hetwelk de nationale garde bezet houdt. Op dit oogenblik berst de stem des priesters en het antwoord der menigte in volle kracht los.
A subitanea et improvisa morte -
Libera nos, Domine!Ga naar voetnoot(*)
| |
[pagina 579]
| |
Ab insidiis diaboli -
Libera nos, Domine!Ga naar voetnoot(*)
De spits van den optogt was voorbij; de kruisen en kerkvanen staken boven de heggen uit, en raakten bijna de bajonetten der patriotten. ‘Aan!’ kommandeerde de Kapitein met fluisterende stem. De soldaten gehoorzaamden.
Ab ira et odio et omni mala voluntate -
Libera nos, Domine!Ga naar voetnoot(†)
‘Vuur!’ en honderdvijftig schoten vielen te gelijk. IJzingwekkend was het schouwspel, hoe deze verraste en weerlooze menigte van alle kanten den dood ontving, zonder zich te kunnen verdedigen of wreken. Beide de uitgangen van den hollen weg waren door nationale gardes bezet; de trein werd dus belet te vlugten, en moest het vuur der schutters uithouden, die op korten afstand hunne geweren losten. Dit duurde zoo lang, tot dat de dappersten en wanhopigsten dezer den dood gewijde menigte zich doorsloegen en ontkwamen. Zij verdwenen in de duisternis, schreeuwende, schreijende, dreigende, en sleepten hunne gekwetsten en gesneuvelden met zich voort. ‘Ik zag eene moeder,’ verhaalde mij een ooggetuige van dit tooneel, ‘die mij voorbij vloog, en op iederen arm het lijkje van een kind droeg. Zij scheen van smart krankzinnig, gilde en sprong met overspannen kracht dwars over de voren des akkervelds. De beide hoofdjes harer doode kinderen zwaaiden haar slingerend om de schouders. Bij de schemering van den aanbrekenden dag zag men achter hare schreden een bloedspoor. Het was hartverscheurend. Zij liep langs de rij der schutters voorbij. Er viel een schot. De ongelukkige moeder stortte neder en bleef liggen. Nog in den dood hield zij hare kinderen krampachtig omvat.’ |
|