Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1836
(1836)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe eerste vertooning van Beaumarchais Bruiloft van Figaro.
| |
[pagina 473]
| |
Reeds des ochtends ten 10 ure verdrongen eene menigte menschen elkander aan den ingang van het gebouw, en moesten er dus negen volle uren wachten, eer de deur geopend werd. De bijval, welken het stuk vond, was zonder voorbeeld; alle aanwezigen verzekeren, nimmer zulk eene geestdrift bij eenige tooneelvertooning gezien te hebben. Met dweepende vereering noemde men meijerbeer's naam; het geroep om hem te zien, toen het stuk ten einde was, scheen niet te zullen ophouden, en dezen dag, als ook de volgenden, sprak geheel Parijs van niets anders dan van de Hugenoten, gelijk het nu onlangs van niets anders dan van nina lassave en vroeger nog van fieschi gesproken had. Zulk eene geestvervoering is ondertusschen in de jaarboeken van het Fransche tooneel niet zonder voorbeeld; ja, hetgeen wij thans gezien hebben, is, reeds vijftig jaren geleden, door een soortgelijk schouwspel van onstuimige en algemeene toejuiching, nog overtroffen geworden; een schouwspel, waaraan het bedoelde berigt wegens de eerste vertooning der Hugenoten op den 29sten Februarij l.l. in meer dan één opzigt herinnert. Wij meenen de eerste voorstelling van beaumarchais' folle Journée, of Bruiloft van Figaro, op den 27sten April 1784, die tevens, als eene dier gebeurtenissen, welke de voorbeduidselen der Fransche omwenteling waren, eene staatkundige belangrijkheid verkregen heeft, gelijk die, welke, in onze dagen, auber's sprakeloos Meisje van Portici op den 30sten Augustus 1830 verkreeg. Op dien avond toch vertoonde zich in den schouwburg te Brussel de eerste bewegingen van het oproer, dat eene der slechtste omwentelingen, welke de geschiedenis kent, die van het Peuple Belge, ten gevolge had; terwijl kort daarna de vertooning dier zelfde Opera ook te Milaan zoodanige gevolgen had kunnen hebben, zoo niet het kloek beraad van Graaf wallmoden zulks, door een aantal Hongaarsche grenadiers op het tooneel te plaatsen, verhinderd had. Het blijspel van beaumarchais heeft echter, zonder onmiddellijk door zoo oproerige uitwerkselen verzeld geworden te zijn, eenen blijvenden invloed op de betrekkingen van dat tijdsgewricht geoefend, en verdient, daar het meer dan een nieuws van den dag is, en niet alleen opzien gebaard, maar ook gevolgen gehad heeft, (waardoor alleen zich in het hedendaagsche Parijs het nieuwe aanbeveelt) nog steeds onze opmerk- | |
[pagina 474]
| |
zaamheid. Ook behoort mozart's Opera van dien naam nog altijd onder de geliefkoosde stukken, waaraan het theaterpubliek oor en oog komt weiden. Eene geschiedenis, gelijk het stuk van beaumarchais heeft, bezit wel geen ander drama. Belangrijk en leerzaam voor den staat van het tooneel, en deszelfs invloed op den openbaren geest, in het jaar 1784, is de uitvoerige beschrijving der eerste voorstelling, welke ons de tooneelspeler fleury in zijne GedenkschriftenGa naar voetnoot(*) geleverd heeft. Fleury is geen acteur van het gewone slag; hij is de medgezel en kunstbroeder van eenen molé, preville, dazincourt, lekain en andere eerste lichten van het Theâtre Français; zijne tooneelloopbaan omvat tweeënzestig jaren. Zij begint in den laatsten tijd der regering van lodewijk XV, slingert zich, onder lodewijk XVI, door de voorstellingen in den vertrouwden kring van Koningin maria antoinetta te Trianon, valt in het tijdvak, toen napoleon op zijn hoogste toppunt van glorie was, en eindigt eindelijk onder de restauratie, ten tijde toen de Tartufe door den Aartsbisschoppelijken stoel van Parijs in den ban gedaan werd en de Hertog decazes voor Figaro sidderde. En nu, zonder verdere inleiding, ter zake. Genoemde beaumarchais (geboren te Parijs omstreeks het einde des jaars 1729) behoort tot de merkwaardigste zonderlingheden zijner aan zonderlinge zaken zoo rijke eeuw. Het eerst toonde hij zijn genie in het beroep zijns vaders, eenen horologiemaker; vervolgens wendde zich zijn geest op andere studiën, inzonderheid op de muzijk, en hij wist, door zijne fraaije gestalte, zijn levendig oog, zijn gelaat vol geest en vrolijkheid en zijn vernuft, het Hof en geheel de voorname wereld voor zich in te nemen; maar de treffende slagen van dat vernuft en zijne openbare onbescheidenheid meende men den zoon van eenen horologiemaker niet te mogen veroorloven: hij werd benijd, gehaat, vervolgd, terwijl middelerwijl zijn vermogen door rijke huwelijken en handelsspeculatiën gestegen was; tot dat eindelijk, in het jaar 1770, bij een erfenisproces met den Graaf de blacas, de geheele tot nog toe in het geheim smeulende haat zijner vijanden losbrak. Beaumarchais dolf | |
[pagina 475]
| |
het onderspit; de uitspraak van het Parlement verklaarde hem voor eerloos, en weinig ontbrak er aan, of hij zou veroordeeld geworden zijn om door beulshand gebrandmerkt te worden. Maar, op denzelfden dag reed de Prins de conti met hem door de straten van Parijs; - een ander geregtshof verklaarde het eerst gevelde vonnis voor nietig; ja beaumarchais beleefde de zegepraal, dat geheel het beschaafde Europa aan zijn geding aandeel nam, en dat geheel Parijs wedijverde, om den nog zoo kort geleden gelasterden en gehaten man te vereeren en te prijzen. Want men zag in zijne veroordeeling eene buiging van het regt ten behoeve van eene magtige hofpartij; en tegen deze trad nu de afkeer even levendig te voorschijn, als later bij de veroordeeling van den Kardinaal de rohan in de beruchte geschiedenis van het collier. Gedurende dit regtsgeding en ondanks het hem dreigende gevaar had beaumarchais zoo schitterende begaafdheden als schrijver aan den dag gelegd, dat voltaire zelf niet zonder eenige aandoening van afgunst bleef. Maar beaumarchais' roem steeg nog veel hooger, toen hij in twee gedenkschriften den gang zijner regtszaak openlijk bekend maakte. Beide zijn geschriften vol geest, vernuft en satyre, waarin de fijnste redeneerkracht en scherpzinnigheid met de naïfste komieke trekken afwisselt; zij zijn vol van leven, beweging en vuur, en derhalve geheel dramatisch, daar de verwachting naar de uitkomst gedurig hooger gespannen wordt, hoe meer de eer en het geluk van eenen zoo belangrijk geworden schrijver op het spel stonden. Daarbij had hij zijne lezers niet blootelijk voor den schrijver weten in te nemen; ook de mensch moest aan teêrgevoelige harten dierbaar worden, inzonderheid door de episode zijner reis naar Spanje, tot welke hem broederliefde bewogen, en waarbij hij de eer zijner beleedigde familie ridderlijk gewroken had. Het is bijna overbodig te vermelden, dat göthe de stof tot zijnen Clavigo uit dit gedenkschrift genomen, en daarbij het voornaamste tooneel, als ook de eigenlijke theatrale voordragt, woordelijk vertaald heeft; slechts het slot wijkt af, en is uit eene Engelsche ballade ontleendGa naar voetnoot(*). De groote bijval, dien beaumarchais zich in deze soort van litteratuur verworven had, wees hem de | |
[pagina 476]
| |
spheer aan, waarin zijn talent het luisterrijkst schitterde, het dichten namelijk van komische intriguestukken, in welke, terwijl hij hoorder of lezer door den levendigen gang der handeling wegsleepte, hij tevens den ruimen teugel aan zijn hekelend vernuft kon vieren over den toenmaligen staat van Frankrijk. Voor zulke uitbarstingen der ontevredenheid over de maatregelen der regering, over de belemmeringen der finantiën, over den gedrukten toestand van burger en landman, was in het laatste derde deel der vorige eeuw de schouwburg in Frankrijk de geschiktste plaats. De Parijzenaars klapten in de handen, bij alle daarop betrekkelijke uitdrukkingen; Ministers en hovelingen lachten zelve mede, zonder den storm vooruit te zien, die allengskens boven hunne hoofden zamentrok, even gelijk men omstreeks denzelfden tijd met geestdrift de zaak der Amerikanen verdedigde, zonder te bedenken, dat men eerst in het eigen vaderland menigvuldige verkeerdheden te verbeteren had, alvorens zich over vreemde volken te bekommeren. Met betrekking hiertoe vond, vóór 1775, eene Aristophanische spotklucht van dorvigny: les battus payent l'amende, ombegrensde toejuiching. Een zekere volange vervulde daarin de hoofdrol, die van Jeannot, zoo zeer ten genoegen van het publiek, dat geheel Parijs naar den schouwburg, waar hij speelde, heenstroomde, en de meesterstukken van molière en racine in het Théâtre Français onbezocht bleven, terwijl gemelde klucht honderd-en-twaalfmaal achter elkander gegeven werd. Jeannot was de held van den dag, de John Bull der Parijzenaars; want men zag in hem eene gedurige zinspeling op den gedrukten toestand van den landman in Frankrijk, die steeds geven en betalen moest, zonder zelf eenig genot te hebben van hetgeen hij won. Ja, zoo ver ging de verblinding, dat de Eerste Minister van lodewijk XVI zelven, de Graaf de maurepas, de vleijerij zich liet aanleunen, alsof hij zelf de vervaardiger van het stuk geweest was, en slechts niet openlijk genoemd wilde zijn. De aanzienlijkste dames lieten dagelijks naar den welstand van haren cher Jeannot vernemen; voorname mannen oordeelden het niet beneden hunne waardigheid, hem te bezoeken; Jeannot's borstbeelden van porselein of biscuit verdrongen al de Chinesche pagoden van de schoorsteenmantels; men gaf ze elkander weêrkeerig ten geschenke, ja zelfs de Koningin maria antoinetta deelde ze aan hare | |
[pagina 477]
| |
gunstelingen uit. Onmiddellijk daarna (1775) deed beaumarchais zijnen Barbier de Seville, ou la précaution inutile, met ongewonen bijval ten tooneele voeren, nadat hij alvorens eenen harden strijd met de tooneelisten der Comédie Française over de regten van dramatische schrijvers had moeten voeren. Ook aan dezen strijd nam het beschaafde publiek van Parijs weder het levendigste aandeel; en beaumarchais dwong de acteurs, zich naar zijnen wil te voegen, ja had zelfs de voldoening, dat deze getrouwe voorvechters van den Franschen klassieken smaak aan de schouwburgen der boulevards derzelver dorvigny ontvoerden, en een van diens stukken, les Noces housardes, op het Théâtre Français ten tooneele bragten. De kunst schikte zich hoe langer hoe meer naar den smaak der menigte. Men wilde de fijne blijspelen van eenen molière, regnard, lesage, destouches niet meer zien; men verlangde stechts vaudevilles en plaatselijke kluchten, grappen en bouffonneriën. Te dezen tijde nu (omstreeks het einde van 1782) hoorde men in de Parijzer cercles veel van een nieuw blijspel spreken, hetwelk beaumarchais, die middelerwijl door zeer gelukkige speculatiën in den Amerikaanschen oorlog, en door het derwaarts voeren van wapenen en ammunitie, millioenen gewonnen had, onder den titel: la folle Journée, ou le Mariage de Figaro, vervaardigd had. Hij zelf was gewoon in gezelschappen zijn stuk voor te lezen, en het geluk hem te mogen hooren werd zoo ijverig gezocht, de zalen waren steeds zoo stikkend vol menschen, dat het slechts aan het geringste gedeelte derzelven gelukte alles te verstaan. Ondertusschen vernam men toch zoo veel, dat de zegepraal van bekwaamheid over rang en hooge geboorte, de vernedering der grooten onder het schitterende genie der minderen, de met bitterheid ontworpene schildering der maatschappij gelijk zij destijds was, de werkelijke of ingebeelde gebreken van het staatsbestuur den hoofdinhoud van het stuk uitmaakten, en dat dit alles met even groote behendigheid als bijtende scherts en ongehoorde stoutheid, in betrekking tot de bastille, de policie, de wetten op de drukpers en de censuur behandeld was. De ten tooneele voering van het stuk werd algemeen gewenscht. De geheele gezelschapskring der Hertogin de polignac, die destijds hart en gunst der Koningin bezat, bezigde zijnen invloed, om het verlof tot de voorstelling van het stuk op | |
[pagina 478]
| |
het Théâtre Français te verkrijgen. Lodewijk XVI verlangde derhalve het manuscript van le noir, het hoofd der Parijsche Policie, en liet zich dit geschrift, in tegenwoordigheid zijner gemalin, door derzelver vertrouwde femme de chambre, Madame campan, voorlezen. Gedurende deze voorlezing prees en laakte de Koning, vond over het algemeen het stuk geenszins voortreffelijk, en verklaarde zich, toen hij de beruchte alleenspraak, (3de bedrijf, 3de tooneel) waarin verscheidene takken van het bestuur vinnig aangegrepen worden, gehoord had, zeer stellig tegen den schrijver, die, zeide hij, immers met alles, wat in een' welgeordenden Staat heilig behoorde te zijn, openbaar den spot dreef. Het stuk, verklaarde hij, bij het eind der voorlezing, aan zijne gemalin, mogt volstrekt niet gespeeld wordenGa naar voetnoot(*). Deze koninklijke uitspraak werd, wel is waar, in Parijs bekend, maar de lust, om Figaro's Bruiloft te zien, daardoor niet verminderd. Beaumarchais zelf moet gezegd hebben, dat hij zich nog meer moeijelijkheden en vijanden wenschte; hij zou die dan wel weten te overwinnen. En inderdaad ontvingen de acteurs van het Théâtre Français in April 1783 beval, om het stuk van beaumarchais voor den schouwburg te Versailles te bestuderen; waaruit men besloot, dat of de boven vermelde koninklijke uitspraak niet zoo ernstig gemeend geweest moest zijn, of dat beaumarchais zelf in gewigtige veranderingen bewilligd had. Er werden hierop leesproeven gehouden; beaumarchais verdeelde de rollen, met overleg van de beroemde en beminnelijke actrice contat. Zij zelve kreeg die van Susanna, molé den Graaf Almaviva, sainval de Gravin, olivier den Page Cherubin, dazincourt Figaro; de uitmuntende tooneelspeler preville vergenoegde zich met de rol van Brideoison. Van zulk eene rolhezetting liet zich eene onverbeterlijke voorstelling verwachten; maar nog steeds bleef het een geheim, waar en wanneer dezelve zou plaats hebben. Nu eens zou het in de binnenvertrekken van het kasteel, dan op de lustverblijven te Choisy of Bagatelle, dan weder op het slot van den Graaf de provence te Brunoy geschieden. Dertig repetitiën werden te Parijs op het Théâtre des Menus-Plaisirs, eerst zeer in het geheim, daarna bijna | |
[pagina 479]
| |
openlijk gehouden. Het verlof hiertoe had de Graaf van artois (later Koning karel X) gegeven, ten gevalle van den gezelschapskring der Koningin, en inzonderheid van den Graaf de vaudreuil, die een der ijverigste beschermers van beaumarchais was en grooten invloed had op de Hertogin de polignac. Hiermede verliep de maand Mei, en plotseling werd de werkelijke voorstelling op den 13den Junij bepaald. Hof en stad gewaagden er van; beaumarchais had daartoe reeds zeer sierlijke biljetten (taillés en losange, rayés à la Marlborough) doen ronddeelen; maar nog had de Koning, even min als de Directeur der Policie van Parijs, daartoe geen verlof gegeven. Ten een ure na den middag ontvingen de tooneelspelers een koninklijk bevel, dat hun verbood, Figaro's Bruiloft ten tooneele te voeren; en des avonds, toen de zaal reeds vol aanschouwers was, toen in de straten rondom den schouwburg rijtuig op rijtuig volgde, moest aan allen verklaard worden, dat het zoo vurig en zoo lang verwachte blijspel niet vertoond mogt worden!
(Het vervolg en slot hierna.) |
|