Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1836(1836)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Dichtregelen, tot sluiting der wintervergaderingen van het departement T** der Maatschappij: tot Nut van 't Algemeen. De Lente naakt met haar gespelen: Reeds zweeft haar adem over 't land, En komt en bloem en veldvrucht telen, En legt het Noorden aan den band. De rossen van den zonnewagen, Van 's Winters streng gareel ontslagen, Verheffen stout en fier den kop; Zij brieschen, onder 't herwaarts naadren; Een stroom van vuur ontspringt de raadren, En vaart in gloênde vonken op. De Landbouw wenkt; - de breede voren Verlangen naar het vruchtbaar zaad, Waarin, gerijpt tot goudgeel koren, De maaijer ras de zeissen slaat. Het vee, den muffen stal ontweken, Hijgt naar de klaverrijke streken, Waar 't frisch en krachtig voedsel vindt. De visschen dartlen in de stroomen; Het vooglenlied doorklinkt de boomen, Bij 't lieflijk suizen van den wind. Maar Phebus moog zijn weidaân spreiden En strooijen ginds met milde hand; Hier wenkt hij ons tot droevig scheiden En 't slaken van den broederband. Hij heeft, al mogt de Winter stormen En 't aardrijk woest en wreed misvormen, Hier, door den ijver van zijn kroost, Met dichtgebloemte of reednaarsgaven, En wijsheid, die het hart kon laven, Ons opgebeurd, verkwikt, getroost. U allen, die, met loflijk pogen, Ons hebt geleerd, vermaakt, gesticht, [pagina 392] [p. 392] De waarheid voor ontnevelde oogen Geplaatst hebt in 't bevalligst licht; U, die in dees gewijde koren Getrouw der wijsheid les kwaamt hooren; U allen, wier bescheidenheid Ligt soms, bij 't al te onheusch vervelen, Uw' weêrzin heusch mij kon verhelen; U zij des Dichters dank gewijd! Geniet, met onvermengde teugen, Het zoet van 't nieuwe jaargetij! Maar dankbaar blijve ook in 't geheugen Het zoet van onze Maatschappij! Als Phebus dan, bij najaarsvlagen, Het span wendt van zijn' zonnewagen Naar andre hemelstreken heen, Betreên wij weêr verheugd dees drempel, En offren bloemen in den tempel, Gesticht tot Nut van 't Algemeen! 1836. ....m. Vorige Volgende