De vrouwelijke en de mannelijke Madame de Stael.
Tijdens Madame de stael zich te Londen bevond, werd haar een trek gespeeld, die langen tijd het onderwerp van gesprek in de hoogere gezelschapskringen uitmaakte. Eene voorname familie, die wenschte haar te leeren kennen, had haar bij zich genoodigd. Zij had het aangenomen, maar den dag niet bepaald. Een jonge Franschman met een teeder melkbaards-gezigtje kreeg den inval, zich als dame te verkleeden, reed naar het hôtel, en liet zich als Mevrouw stael aanmelden. Hij werd met de uiterste onderscheiding ontvangen, en verrukte, als pseudo-corinna, het gansche gezelschap door zijn vernuft en zijne bevalligheid. Niemand vermoedde eene mystisicatie, en onder de uitgezochtste beleefdheden nam men afscheid van elkandar. Des anderendaags doet de ware Madame de stael zich aanmelden. Men verwondert zich over de spoedige terugkomst, doch neemt het bezoek gereedelijk aan. En ziet, er verschijnt een geheel andere persoon dan gisteren, eene dame met manachtige manieren (iets geheel ongehoords in Engeland), wonderlijk opgetooid, met bloote schouders en boezem, en met die vrijheid van gebaren, welke geheel strijdig is met de Engelsche zeden. De heer van den huize denkt niet anders, dan dat men den spot met hem drijft, en met ter naauwernood bedwongen woede zegt hij eindelijk: ‘Madame, gij komt een weinig te laat. Wij hebben allen de eer Mevrouw stael te kennen. Zij is eene zeer beminnelijke dame, die er als eene vrouw uitziet en zich als eene vrouw gedraagt. U daarentegen, Madame, zou men voor een' man houden, zoo gij het niet, door uw toilet, maar al te duidelijk gamaakt hadt, dat gij eene vrouw zijt; doch dit is niet toe-