Oordeel eener nadenkende vrouw over hare sekse.
Zucht tot opschik is en moet wel der vrouwe heerschende neiging zijn. Dit is overal het geval, is in alle tijden zoo geweest, en zal steeds zoo blijven. Ook bestaat er geen vrouwelijk wezen, hetzij met of zonder eigene erkentenis, hetwelk niet de aangelegenheden van den opschik als eene zaak van het uiterste gewigt beschouwt. Jong of oud, schoon of leelijk, met een gevoel van wellust, dat uit het diepst des harten ontspringt, past elke vrouw of meisje een' nieuwen hoed of eene kostbare shawl. En kan zulks anders zijn, zoo lang opvoeding en gewoonte hare regten doen gelden? Welk toch is het eerste speelgoed van een meisje? Eene pop. Wat is het eerste, dat zij leert? De kunst, om hare pop zoo fraai mogelijk op te schikken. In de rijkste kleedij wordt dit kinderspeelgoed uitgedost; en naar de waardij, welke het kleine meisje zelve daaraan hecht, leert zij de waardij van soortgelijke uitwendigheden schatten. Om den indruk nog te versterken, verzuimt noch de moeder, noch de min, noch de bonne, een nieuw lint b.v. of een mooi mutsje tot de grootste der wenschelijke belooningen, en het aandoen van een reeds verworpen kleedingstuk of een paar oude schoentjes tot de ergste der gevreesde straffen te maken. Met het kind groeit deszelfs geloof, dat een fraaije opschik de magneet is der algemeene bewondering; het meisje ziet daarin het middel, om bestendige opmerking te winnen, en de vrouw acht het geschikt, om hare magt over het andere geslacht en haren invloed op haar eigen te versterken. Op-