Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1836
(1836)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijAan den vader, na de lezing van zijne uitboezeming: slapelooze nacht.Ga naar voetnoot(*)Welluidend was uw zang voor 't hart van elken vader,
Die echtgenoote en kroost aan 't dankbaar harte drukt;
Maar 't brengt ook hem den Hemel nader,
Die onder 't leed der wereld bukt.
Maar bukke en buig' de mensch - de Christen staat verheven,
En glimlacht bij het lot, dat al zijn vreugd hem rooft;
't Onwankelbaar geloof, hem in de ziel geschreven,
Omgloeit, als 't morgenrood, zijn afgefolterd leven.
Wie juicht bij dood en smart? - De Christen, die gelooft!
Zoo stondt ge in 't nachtlijk uur en zaagt uw kind'ren rusten;
Een onbeschrijfbaar leed greep u - gij weendet - aan;
Uw oog zag naar die duist're en nog verborgen kusten -
Dáár was de moeder - dáár! - voor eeuwig heengegaan
Wat is de vaderzorg, bij 't koest'ren van de moeder,
Die in haar kind'ren leeft, en dáár haar' Hemel ziet?
Treur, vader! treur en schrei, verlaten, arme broeder!
Al zijt gij voor uw kind een vriend, een gids, een hoeder -
Zijn moeder wordt gij niet!
| |
[pagina 246]
| |
Dat denkbeeld, 't greep u aan - gij vouwt de handen zamen,
En knielt bij 't wiegje neêr, waarin uw liev'ling rust.
Een Engel zag u daar, en lispelt zeegnend: ‘Amen!’
Een groet, u toegebragt van gindsche duist're kust.
Toen voeldet ge u gesterkt, en stondt getroost, te midden
Van 't sluim'rend kind'rental, dat op uw liefde wacht;
Toen smolt de treurtoon weg in 't hartlijk, vurig bidden -
Een helder licht scheen in den nacht!
Dat licht bestrale uw' weg en kroone uw vaderzorgen!
Verlaten vader! ween - maar rigt den blik omhoog.
Wacht, broeder! na den nacht, een' schoonen, rijken morgen.
Hoe ons het leven drukke en diep ter aarde boog,
Daarheen, met u, 't gebed, het hart, de ziel, het oog!
Amsterdam, 15 Maart 1836.
|
|