tigen, de Leden der Keizerlijke Familie, te zijner keuze, den terugkeer naar Frankrijk toe te staan.’ Madame laetitia liet zich de tijding herhalen, en - ik was beducht, dat de hierop volgende losbarsting van driftvervoering haar zou dooden! Hare wangen en handen trilden van stuipachtige zenuwtrekkingen; zij rigtte zich in haar krankbedde op, en zeide, met eenen uit hare ziel stroomenden nadruk: ‘Mijne Zonen hebben geene gunst van iemand hoegenaamd te ontvangen. Mogten zij naar Frankrijk enkel als burgers, om als zoodanig met de Natie vermengd te leven, wederkeeren, zoo zal dat alleen gebeuren, wanneer de nationale wil hen uit hunne ballingschap terugriep. Zoo een hunner, buiten dit geval, zulk eene gunst aannam, dan wenschte ik mij krachts genoeg toe, hem met eigene handen te worgen!’ - Tot dusverre had ik in haar alleen de verzwakte vrouw, de familiemoeder, die hare zonen beweent, gezien; bij dit antwoord, bij dezen galvanischen schok van een geraamte, herkende ik de Keizerinmoeder, de Moeder van napoleon.