Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1836
(1836)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijProeven uit de Mémoires de la Duchesse d'Abrantes.In 1801 vertrok, op last van den Eersten Consul, de Scheepskapitein bodin, om den aardbol om te zeilen. Vele geleerden in verschillende vakken bevonden zich bij hem aan boord, onder anderen de Kolonel bory de saint vincent een groot natuurkundige, zeer ervaren teekenaar, en bij uitstek bekwaam in het vervaardigen van landkaarten en platte gronden. Terwijl de expeditie zich eenigen tijd bij het eiland St. Helena ophield, had de Heer bory gelegenheid om aan wal te gaan, en zich met het opzamelen van kruiden en verschillende steensoorten bezig te houden. Zeer wel gezien zijnde bij den toenmaligen Gouverneur, kreeg hij zelfs verlof, het eiland alleen te doorkruisen, tot aan zeker punt, hetwelk hem aangewezen werd; een punt, dat niet overschreden mogt worden, omdat men aan vreemden geene gelegenheid wilde verschaffen, om de vestingen uit te teekenen en de verdedigingswerken des eilands op te nemen. Dan, de voorzorg van den Gouverneur, wel verre van het gewenschte gevolg te hebben, wekte integendeel den lust van den Franschman op, om eene kaart van St. Helena te maken; en wat hij er van zag, gevoegd bij hetgeen hij naauwkeurig onthield van een plan des eilands, dat onvoorzigtiglijk in de biljartkamer van den Gouverneur dagelijks aan zijn bespiedend oog was blootgesteld, maakte hem het bereiken van zijn doel mogelijk. In acht dagen tijds was zijne kaart gereed. St. Helena, dat afgelegen, voor de Engelschen, althans bij hunne reizen naar de Oost-Indiën, hoogstbelangrijk oord, had altijd de weetgierigheid van napoleon geprikkeld. Toen nu zijne uitgezondene expeditie terug was, en hij met een' en anderen der reizigers in gesprek kwam, trok in het bijzonder, wat bory de st. vincent hem verhaalde, zijne aandacht, en hij verlangde deszelfs kaart te zien. De teekenaar nam die uit zijne porteseuille en gas ze den Consul over. | |
[pagina 222]
| |
Deze spreidde ze terstond op eene tafel uit, bezag ze met de grootste aandacht, deed menige vraag met opzigt tot deze en gene plaats, welke hij den vervaardiger aanwees, en wilde zelfs de kaart behouden. Bory liet dezelve in zijne handen, en vertrok. Jaren verliepen. Het Keizerrijk werd gevestigd - vernietigd, en napoleon kwam op St. Helena! Even vóór dat hij voor altijd Malmaison verliet, wilde hij eenige meubelen doorzoeken, waarin Keizerin josephina sommige papieren zorgvuldig bewaard had; onder deze bevond zich de geteekende kaart van het eiland. Napoleon, getroffen door het denkbeeld, dat hij dezelve kon noodig hebben, dewijl hij toch, hij wist nog niet waarheen, vertrok, nam ze mede. De Heer de las casas heeft aan bory verhaald, dat de kaart, welke napoleon op zijne tafel te Longwood had liggen, die was, welke hij ontworpen had.
Is er ooit een Veldoverste geweest, die, na het volvoeren van de hem opgelegde taak, behalve de zelfvoldoening, uit het bewustzijn van zijnen pligt gedaan te hebben spruitende, geene belooning ontvangen, ja geenerlei genot van zijne schitterende daad gehad heeft, het is de Fransche Maarschalk de bourmont. Een' ieder ligt nog versch in het geheugen, hoe deze krijgsman in Mei 1830 door zijnen Koning karel X gelast werd met het uitrooijen der Algerijnsche roovers; hoe hij den 5 Junij daaraanvolgende zich meester maakte van hunne stad, en hoe de belangrijke dienst, welke hij zijn Vaderland had bewezen, geheel vergeten werd bij het rumoer der nieuwe Omwenteling, die den oudsten tak der bourbons van den troon deed storten, en den jongsten in den persoon van lodewijk filips, Hertog van Orleans, op denzelven verhief. Nadat karel X verdreven, en de rust in Parijs eenigzins hersteld was, herinnerde men zich, dat Algiers een Fransch wingewest was geworden - en de Generaal clauzel werd derwaarts afgezonden, geenszins om de bourmont de dankbare hulde der natie over te brengen, maar om in zijne plaats te treden. Den 2 September des zelfden jaars 1830 kwam clauzel te Algiers, en terstond gaf de bourmont hem het bevel over het leger over, en ging zelf vooreerst naar Gibraltar. Later zijnen verdrevenen lastgever ontmoetende, heeft deze welligt hem voor zijn roemrijk feit bedankt; maar welk | |
[pagina 223]
| |
eene schrale belooning is dit voor een' man, die zijn geheele Vaderland aan zich verpligt had! Maar wie was die Maarschalk de bourmont? zal welligt iemand zijner tijdgenooten vragen; en, die vraag onderstellende, willen wij dezelve beantwoorden, naar aanleiding van hetgeen de Weduwe van junot, Hertog van Abrantes, in hare Gedenkschriften van hem verhaalt. Lodewijk victor augustus, Graaf de gaine de bourmont, zegt zij, werd den 2 September 1773 op het kasteel Bourmont, in Anjou, geboren. Reeds vroegtijdig nam hij dienst bij de Fransche Gardes, en was slechts 17 jaren oud, toen de (oude) Omwenteling een' aanvang nam. Bevallig van gelaat en houding, had hij de manieren van een' Franschen Edelman van den ouden tijd, en iets innemends, dat degenen, die in gesprek met hem kwamen, dadelijk gunstig voor hem gestemd maakte. Als Aide de Camp van den Prins van condé verliet hij Frankrijk in 1790, en vertoefde aan den Rijn bij het leger der uitgewekenen tot in 1794, wanneer hij zich naar de Vendée begaf. Daar vuurde hij den verslagenen moed der Koningsgezinden weder aan, verstond zich met de scépeaux, die over de Chouans bevel voerde, nam het bestuur van die van Maine op zich, en verwijlde eenigen tijd op zijn kasteel Bourmont, dat als het hoofdkwartier van den Generaal der tegenomwentelingsgezinden aangemerkt werd. De Heer de scépeaux, die zijne bekwaamheden als redenaar, zoo wel als zijne krijgskunde en persoonlijke dapperheid kende, zond hem in 1795 naar Engeland, ten einde, in een tijdstip, waarin het Westen, met hoop op goed gevolg, den oorlog tegen de Parijsche gezagvoerders zou hebben kunnen doorzetten, eene genoegzame som gelds bijeen te brengen, om dien oorlog te voeren. Ook Schotland werd bij die gelegenheid door den Heer de bourmont bezocht; en, zich bij den toenmaals in ballingschap ronddolenden Hertog van artois (naderhand Koning karel X) vervoegd hebbende, werd hij in het sombere paleis, eertijds door maria stuart bewoond, door den Prins tot Ridder van st. louis geslagen. Met handen vol kruisen, ordesteekenen en soortgelijke belooningen voor de dapperen der Vendée, welke artois hem medegegeven had, keerde de bourmont in zijn Vaderland terug. Dan, de luisterrijke verwachtingen, welke men gevormd had, verdwenen in rook; hoche werd door | |
[pagina 224]
| |
de Republikeinen tegen de Koningsgezinden gezonden; de bourmont nam een werkdadig deel aan den strijd, die, met enkele tusschenpoozen, tot in 1800 voortduurde, en kwam, nadat de Vrede gesloten was, te Parijs. Daar in den echt getreden zijnde met Mejufvrouw becdelievre, werd hij om zijne vroegere staatkundige gevoelens en gedragingen niet ontrust, hoewel men steeds een wakend oog op hem hield. Op den dag van de uitbarsting der machine infernale schijnt de bourmont een' stap gedaan te hebben, om zich van de verdenking van medepligtigheid, die op hem zou hebben kunnen vallen, vrij te pleiten; ten minste Mevrouw d'abrantes zegt hier van hem: Il fut lui-même très loyalement au devant des inquiétudes. Doch later schijnt er iets minder gunstigs voor de bourmont in diens gedrag geweest te zijn; want nu zegt de Hertogin: Je sais bien, que plus tard sa conduite est difficile à excuser. Wat hiervan zij, als min of meer in eene intrigue, die door anderen tegen den Eersten Consul gesmeed was, gewikkeld geweest zijnde, werd de bourmont gevat en in hechtenis gezet, eerst in den Tempel, toen te Dyon, daarna te Besançon, en eindelijk in het Kasteel van Joux, van waar hij middel vond te ontsnappen. Eerst begaf hij zich toen naar Zwitserland, en voorts in 1805 naar Portugal, waar hij zich onder de bescherming van den Regent (Don joao) stelde, en hem bij zijnen overtogt naar Brazilië zou hebben kunnen volgen; dan, hij verkoos te blijven, terwijl de Franschen het land overstroomden, en nam zelfs dienst onder junot, toen de Engelschen dien kwamen vernestelen. Als tot het Fransche leger behoorende, keerde de bourmont, na de kapitulatie van Cintra, (21 Aug. 1808) met hetzelve in Frankrijk terug, en stapte aan wal te Nantes. Hier werd hij door den Prefect (de celles) minzaam ontvangen, doch weldra, op order van den Minister van Policie, gevangen gezet. Zoodra de Hertog van abrantes (die te la Rochelle geland was) dit vernam, ijlde hij naar Angoulême, waar de Keizer moest doortrekken, en sprong voor zijn' beschermeling in de bres. Napoleon stemde in de loslating van de bourmont, zoo wel ditmaal als nog eens, omtrent eene maand later, toen fouché hem weder had laten vatten, - waarom? - de reden is in de duisterheid der staatkundige knoeijerijen begraven. Zoo veel is zeker, dat de bourmont nu naar Napels vertrok, dienst nam bij Koning | |
[pagina 225]
| |
joachim murat, en zich in 1813 door zijnen persoonlijken heldenmoed onderscheidde. - Nadat napoleon de kroon nedergelegd had, onderwierp de bourmont zich aan den Koning, en kreeg het bevel over de zesde militaire afdeeling. - Hier zwijgt onze oorkonde, zonder te verhalen, hoe zich de Graaf bij napoleon's wederverschijning, en vervolgens onder lodewijk XVIII, heeft gedragen; wij zwijgen met haar, onze onkunde omtrent het laatst aangestipte belijdende, en meenende onze taak afgewerkt te hebben, nu wij hebben doen zien, wie de veroveraar van Algiers geweest is, van het begin zijner loopbaan af, tot genoegzaam op den tijd, dat hij door den Vorst, die hem in zijne jeugd tot Ridder sloeg, in gevorderde jaren met de moeijelijke taak belast werd, welke hij zoo glorierijk ten einde bragt.
De Graaf van artois, later Koning karel X, leidde in zijne jeugd een ongebonden leven. Onder andere vrouwen, die hij, in spijt der goede zeden, gaarne bezocht, was de groote Tooneelspeleresse contat. Lodewijk XVI, vernomen hebbende, wie thans in hooge gunst bij zijnen Broeder stond, wenschte, zoo al niet hem geheel van zijne verkeerdheden te genezen, ten minste den Prins eens eene les te geven, die hem de welvoegelijkheid te binnen brengen moest. Ziehier wat gebeurde: Op zekeren dag, dat artois bij den Koning ten avondmaaltijd verwacht werd, zond hij zijne verschooning in, dewijl (zoo luidde de boodschap) eene geweldige hoofdpijn hem belette ten Hove te verschijnen. Lodewijk, vermoedende, dat die kwaal niet meer dan een bloot voorwendsel was, liet aan den Bevelhebber van het Hôtel der Invaliden gelasten, om, bijaldien de Graaf van artois dien avond langs dat gesticht mogt komen, het kanon te lossen. De Prins, na zijne bovengenoemde verontschuldiging, stapte in zijn rijtuig, en reed naar Parijs, vol verlangen om de schoone contat te zien. Reeds verheugde hij zich over het gelukkig slagen van zijn voorgeven, toen, bij het Hôtel der Invaliden gekomen, het gebalder des geschuts hem onverwacht in de ooren klonk. Dan, slechts een oogenblik peinsde hij over de reden van deze ongewone begroeting, en riep toen ijlings uit, zijn' kamerdienaar, die alleen hem vergezelde, aansprekende: ‘Dit is ongetwijfeld eene poets, die mij mijn Broeder speelt. Keer om, ren naar Versailles terug, rijd de paar- | |
[pagina 226]
| |
den dood, ik geef nergens om, mits ik bij tijds ten Hove kome!’ - De Hertog kwam bij tijds, en bevond zich bij 's Konings avondmaaltijd. ‘Ha, ha!’ sprak de goede Vorst, zoodra hij hem zag, ‘is de hoofdpijn geweken? Beken, dat ik een goed geneesheer ben!’Ga naar voetnoot(*) |
|