Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1836
(1836)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijMiss Burney.De vader van Miss burney, later Lady d'arbley, kwam van een reisje naar Londen terug over Chessinton, om Sir crisp een bezoek te brengen, en vond daar toevallig zijn gezin genoodigd. Na de eerste, wederzijds verrassende verwelkoming, was de vraag: ‘Wat nieuws brengt gij mede?’ - ‘Niets,’ antwoordde Dr. burney; ‘maar ik heb een' Roman medegebragt, die thans te Londen aan de orde van den dag is, en algemeen geprezen wordt.’ Hij haalde het boek ten voorschijn. Op het lezen van den titel werd Miss burney eensklaps vuurrood en verlegeu. Zij poogde zulks te verbergen; maar, onbedreven in de kunst van veinzen, viel hare verwarring het gezelschap des te meer in het oog. Na het middagmaal deed Sir crisp den voorslag, dat de Roman zou worden voorgelezen. Dit vond algemeenen bijval, behalve bij het beminnelijke meisje, dat, beurtelings rood en bleek wordende, met eene haperende stem aanmerkte, dat de Roman te lang was, om zonder vermoeijenis voorgelezen en aangehoord te worden. Toen men nu, in hare meening niet deelende, een' jong' Heer, als een' bekwamen lezer bekend, verzocht, die taak op zich te nemen, borsten Miss burney de tranen uit de oogen; zij viel haren vader om den hals, verborg haar aangezigt aan | |
[pagina 195]
| |
zijnen boezem, en beleed, dat zij de schrijfster was van de EvelinaGa naar voetnoot(*). Al de aanwezigen stonden versteld. Dr. burney verwonderde zich te regt over den zoo fijnen geest van waarneming, het juiste doorzigt, de scherpzinnige opmerkingen, de rijke verbeeldingskracht en den gekuischten stijl zijner zeventienjarige dochter. Zij had dit werk buiten weten haars vaders geschreven en laten drukken. Geene opvoeding genoten hebbende, die aanleiding konde geven tot eene zucht om te schitteren, maar bestendig in den stillen, beperkten kring des huiselijken levens zich hebbende bewogen, ja nooit in de hoogere geweest zijnde, verlangde men van haar deswege eenige verklaring. Het lieve meisje betuigde, met al de naïveteit der onschuld, dat het haar niet mogelijk was die te geven; maar dat eene onweêrbaanbare aandrift haar als 't ware had gedwongen, haar talent als schrijfster te beproeven, en dat zij slechts aan haar gevoel en hare gedachten woorden had geleend, voor zoo verre zij de taal magtig was. |
|