Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1836
(1836)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 176]
| |
Koninklijk Instituut voor Doofstommen. Openlijk Examen der Kweekelingen.‘Ainsi honneur, gloire et reconnaissance êternelles à ces amis de l'humanité.’ Ik had (op den 4 September 1834) geen lust, op mijne kamer te blijven werken, en, hoewel denkende aan het ‘non semper tendit arcum Apollo,’ wilde ik evenwel den tijd niet nutteloos laten voorbijgaan, en besloot dus eene inrigting te gaan bezigtigen, welke, wel is waar, niet als eenig in hare soort, maar als bronwel, waaruit dergelijke in onderscheidene landen ontsprongen, mag beschouwd, en, door de herinnering aan haren stichter, voor den vreemdeling, en vooral voor den zoodanigen, die nimmer zulk eene oefenschool zag, niet anders dan belangrijk kan genoemd worden; ik bedoel het Instituut voor Doofstommen in de rue St. Jacques. Te regt komt den Abt de l'épée de eer toe, het onderwijs der Doofstommen op hechtere grondslagen gevestigd te hebben; aan hem is men de meerdere uitbreiding van het verheven denkbeeld verschuldigd, menschen aan de maatschappij terug te geven, welke de natuur, hun gehoor en spraak ontzeggende, uit dezelve voor altijd als gebannen scheen te hebben. Hij is wel de eerste niet, die dit weldadig onderwijs heeft uitgevonden; amman was zijn voorganger; maar zijne leerwijze heeft hij zelf uitgedacht, en behoeft deze eer met niemand te deelen. Johann conrad amman werd geboren te Schafhausen, in Zwitserland, in 1669, en baande, door zijn werk over het onderwijs der Doofstommen, den Abt de l'épée, sicard, guyot en andere beroemde onderwijzers den weg. Dit werk was getiteld: Surdus loquens, werd in 1692 te Amsterdam gedrukt, en aldaar in 1700 herdrukt, onder den titel: de Loquela. Amman overleed in 1724. | |
[pagina 177]
| |
Charles michel de l'éfée werd geboren te Versailles, den 25 November 1712, en omhelsde vroegtijdig den geestelijken staat; doch zijne weigering, om zekere formulieren te onderteekenen, was oorzaak, dat hij zich op de regtsgeleerdheid toeleide en Advocaat werd. De Bisschop van Troyes bewoog hem van dit beroep af te zien, plaatste hem in zijn Bisdom, gaf hem de wijding, en bezorgde hem een kanonikaat. De Abt de l'épée bezat een inkomen van 7000 franken, toen hij zich met ijver begon toe te leggen op het onderwijzen van Doofstommen. Vurig bezield met het schoone denkbeeld, om ongelukkige wezens, verstoken van de middelen van gemeenschap met de menschelijke maatschappij, in staat te stellen, ook als nuttige leden van dezelve werkzaam te zijn, en met onvermoeide vlijt de middelen en wegen ter bereiking van dit schoone doel overdenkende, bragt hij zijne leerwijze reeds tot een' hoogen graad van volkomenheid. Alleen, zonder eenige hulp en ondersteuning, vormde hij het eerste Doofstommen-Instituut, dat in Europa bestond, en ontbeerde zelfs liever de eerste noodwendigheden, om in de behoeften zijner kweekelingen te voorzien, als de eenige voorwerpen zijner teederste zorgen. In zijn eigen huis vormde hij deze eerste oefenschool, en verzamelde er veertig Doofstommen, welke door hem alleen gekleed, gevoed en onderwezen werden. Lodewijk XVI was de eerste, die zich, op verzoek der Koningin, maria antoinetta, dit edel gesticht aantrok, een ander gebouw in het klooster der Celestijnen aanwees, en aan hetzelve eene jaarlijksche toelage van 3400 franken schonk. - De Abt overleed te Parijs, den 23 December 1789, met de zoete verzekering en troost, dat het goede, door hem gesticht, ook na zijnen dood zoude blijven voortduren. Voorzeker rigtte de dankbare nakomelingschap eene eerzuil voor dezen menschenvriend in haar binnenste op; althans verdiende hij zulks niet minder, dan de met bloedige lauweren versierde oorlogsheld. Doch evenmin als de l'épée gedurende zijn leven lid van eenige Akademie of geleerde Maatschappij was, even min als ridderorde of titel hem versierde, (en het was misschien voor hem de eervolste onderscheiding, dat hij ze niet had) even min dekt een praalgesteente zijn graf. Gedurende zijn leven was de titel van menschenvriend hem schooner, dan de titel, aan eene orde, ster of kruis verbonden; en na zijnen dood behoeft hij zuil noch praalgraf, want elke Doofstomme, aan de maat- | |
[pagina 178]
| |
schappij hergeven, verkondigt ons luider zijne verdiensten, dan het koude en onbezielde grafgesteente. De l'épée werd opgevolgd door den Abt sicard, die de onvolkomenheden in de leerwijze van den eersten voor het grootste gedeelte wegnam, en aanspraak kan maken op de eervolle onderscheiding, dit onderwijs bijna tot den hoogstmogelijken trap van volmaking te hebben gebragt. Sedert het jaar 1813 behoort het Instituut tot die inrigtingen, welke eene onmiddellijke ondersteuning en bescherming van het Gouvernement genieten: 70,000 franken worden jaarlijks voor hetzelve op de lijst der uitgaven van den Staat gebragt. Des morgens ten half 12 ure begaf ik mij naar het gesticht, met oogmerk om het gebouw te bezigtigen, waarin thans 150 à 170 Doofstommen, zoo van het mannelijke als vrouwelijke geslacht, zich bevinden. Voor eene der deuren van het gebouw hielden vele rijtuigen stil, en ik vernam, dat er een openlijk examen (une séance publique) zoude plaats hebben. Gelukkiger konde ik het dus niet treffen. Men bragt mij in eene vrij groote zaal, welke reeds gevuld was met een aantal dames en heeren. Aan het einde van dezelve was eene soort van theater, althans hoogere plaats dan die, waar zich de aanschouwers bevonden, op welks achtergrond een zeer groot zwart bord zich bevond, waarop de kweekelingen met krijt schrijven en figuren maken. De borstbeelden of bustes van den Abt de l'épée en sicard, alsmede die van louis philippe, (welke laatste, geloof ik, zijne plaats zoo duurzaam niet zal behouden als de twee eersten) versierde de zaal. Zoo als in de meeste pensionaten en inrigtingen van onderwijs in Parijs, merkte ik ook hier op, dat de kweekelingen eene gelijkvormige kleeding, eene soort van uniform droegen; terwijl hunne vorderingen, even als de eerste graden en rangen in den militairen stand, door strepen op de mouwen werden aangeduid; eenigen hadden de strepen van Korporaal, anderen van Serjant, enkelen van Serjant-majoor. Door deze uiterlijke onderscheiding poogt men het eergevoel en den naijver der knapen op te wekken, en hunne vlijt en leerlust aan te wakkeren. Zonderling was het, te zien, hoe velen dezer jongelieden, welke zich aan geheel verwijderde plaatsen der zaal ophielden, door teekens een gesprek voerden, dat niemand hinderde, en voor de kenners van der Doofstommen gebaren- en teekenen-taal alleen verstaanbaar was. Een der onderwijzers | |
[pagina 179]
| |
opende de publieke séance met eene redevoering, waarin hij den ongelukkigen toestand der van gehoor en spraak beroofden schilderde, en kortelijk de middelen opgaf, door welke men, door teekens en het gezigt, het gehoor en de spraak vergoedt. Men liet ons bij een' der kweekelingen de wijze zien, waarop men het onderwijs aanvangt. Men toont namelijk het voorwerp, welks naam men in het geheugen van den leerling wil prenten, aan, en schrijft vervolgens den naam neder. Zoo b.v. toont men de hand en schrijft hand, den neus en schrijft het woord neus, enz. Dit wordt zoo lang herhaald, tot dat bij het zien des voorwerps het woord, of omgekeerd bij het zien des woords het voorwerp zich aan het geheugen aanbiedt. Onbegrijpelijk is het, op hoedanig eene wijze men het zoo verre heeft weten te brengen, dat de meergevorderde leerlingen, door het gadeslaan van de langzame bewegingen der lippen van hem, die zich met hen onderhoudt, van de uitgesproken wordende woorden kennis verkrijgen, en zij dezelve daarna, hoewel met een wonderlijk geluid, weder uitspreken. Nimmer zal ik den lieven kleinen jongen vergeten, die het storen van vogelnestjes door petit Victor (eene kindergeschiedenis) nederschreef op het groote zwarte bord, en daarna zoo naïf en duidelijk door teekens en gebaren dezelve aan de verzamelde menigte mededeelde. Om den tegenwoordigen, verledenen en toekomenden tijd uit te drukken, en wel van het werkwoord frapper, teekende een der kweekelingen een hellend vlak,
en op deszelfs midden een' bal of rond ligchaam; deze bal, immer voortrollende op dit hellend vlak, stelt den nimmer stilstaanden tijd voor; de plaats, waar de bal zich bevindt, is de tegenwoordige tijd; datgene van de lijn, wat zich achter den bal bevindt, en van waar hij voorondersteld wordt afgerold te zijn tot op de plaats, waar hij zich thans bevindt, is het verledene, en het meer afdalende, waar hij zal heenrollen, het toekomende. De leerling schreef, nadat hij eerst op de plaats, waar de bal zich bevond, daarna achter en vóór dezelve op het bord met de vuist geklopt had, boven den bal je frappe, achter denzelven j'ai frappé, en vóór denzelven je frapperai. | |
[pagina 180]
| |
Twee daarop volgende Doofstommen schreven, de een de geschiedenis van den Abt de l'épée, de ander van charlemagne. Op de vraag, voorgesteld, of liever voorgeschreven, aan een' kleinen jongen, waarom hendrik IV een goede Koning was? schreef hij tot antwoord: ‘Henri IV était un bon Roi, parce qu'il voulait que tous les paysans mettaient le poulet au pot chaque dimanche.’ Eenige leerlingen gaven blijken van hunne vorderingen in taal- en rekenkunde, enz. enz. Een der tegenwoordige heeren schreef de volgende vraag op een kaartje: ‘Qu'est ce que la conscience?’ waarop twee élèves antwoordden. De een schreef: ‘Dieu nous a donné la conscience pour juger nos propres actions.’ De ander: ‘C'est une lumière qui dirige nos actions, un juge qui approuve les bonnes et condamne les mauvaises.’ Bij het welvoldaan verlaten van dit nuttig en menschlievend gesticht, kocht ik, ter gedachtenis, een boekje, waarin de beeldtenissen van de l'épée, sicard en der twee beroemde kweekelingen van sicard, met name massieu en clerc, gevonden worden, benevens twee merkwaardige antwoorden van clerc op hem voorgestelde vragen, welke wij hier afschrijven. ‘Welk onderscheid bestaat er tusschen den Abt de l'épée en den Abt sicard?’ - ‘De Abt de l'épée heeft de manier, om Doofstommen te onderwijzen, uitgevonden; maar hij bad veel te wenschen overgelaten. De Abt sicard heeft dezelve veel vervolmaakt; maar indien er geen Abt de l'épée geweest was, zoude er geen Abt sicard zijn. Alzoo eere, roem en eeuwige dankbaarheid aan deze vrienden der menschheid!’ - ‘Zijn de Doofstommen ongelukkig?’ - ‘Die niets gehad heeft, heeft niets verloren, en die niets verloren heeft, heeft niets te betreuren. De Doofstommen nu hebben nooit gehoord of gesproken; alzoo hebben zij noch het gehoor noch de spraak verloren, en kunnen bijgevolg noch het een noch het ander betreuren. Die niets te betreuren heeft, kan niet on- | |
[pagina 181]
| |
gelukkig zijn. De Doofstommen dus zijn niet en kunnen niet ongelukkig zijn. Maar het is een groote troost voor hen, dat zij het gehoor door het schrift, en de spraak door teekenen kunnen vervangen.’ (Het vervolg hierna.) |
|