Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1836(1836)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 148] [p. 148] Slapelooze nacht. 't Is doodstil om mij heen!... Toch dekt geen slaap mijne oogen; Mijn eenzaam leger biedt geen rust. Wat was de lange nacht mij eertijds snel vervlogen, Wanneer mijn trouwe Ga mij wakker had gekust! Stil!.. hoor ik niet een bedje kraken?... Mijn dierbaar kroost! heb ik uw slaap gestoord? Of ligt ge, als Vader, ook te waken, En klaagt uw nood aan God, dat Moeder u niet hoort? 'k Vlieg ijlings naar de kribjes mijner panden; Ik luister - kniel - beschouw ze keer op keer; Ik druk een kus op aller wang en handen... Gij slaapt, mijn kroost!... en hebt geen moeder meer! Ook gij, op 't kopren feest van mijnen Echt geboren, Gij, die uw Moeders naam bij dien uws Vaders draagt, Lieftalig kind! mijn uitverkoren! Gij slaapt zoo zacht, alsof ge in Moeders armen laagt! Ja, slaap, mijn kind! slaapt zacht, mijn lievelingen! Al dekte u Moeder niet noch kuste u goeden nacht, Gods Vaderzorg blijft u omringen, Gods Englenstoet houdt bij uw kribjes wacht. Gij, Kindervriend! die, neêrgedaald op aarde, Als hulploos kind geboren zijt! 'k Heb eens met haar, wier schoot mijn achttal baarde, Ons dierbaar kroost U plegtig toegewijd. Ik breng tot U, die lust hebt in erbarmen, Mijn moederlooze wichtjes weêr - Breid over hen uw zeegnende armen Ontfermend uit, mijn Heiland en mijn Heer! Schrijf in het boek des levens hunne namen; Stel 't Moederhart gerust, als 't naar heur kindren vraagt; En breng ons ééns voor uwen troon te zamen, Als na den langen nacht een eeuwge morgen daagt! 1835. abm des amorie van der roeven. Vorige Volgende