Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1836
(1836)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijIets naders over de Siamesche tweelingen.In het Mengelwerk van ons Tijdschrift voor 1830, No. IV, deelden wij onzen Lezeren een Verslag mede van dit belangrijk Broederpaar, vergezeld van eene fraaije Afbeelding van hetzelVe. Men herinnert zich misschien, dat deze Tweelingen, in het Koningrijk Siam geboren, vóór 5 of 6 jaren reeds, Parijs wilden bezoeken; maar dat de Fransche Policie, ondanks de tusschenkomst van den Natuurkundige geoffroy st. hilaire, uit bekrompene beginselen, hun oponthoud in Frankrijk niet wilde gedoogen. Chang en eng (dus heeten zij) hebben zich toen naar Engeland begeven, Amerika bezocht, en, na de nieuwsgierigheid van twee werelddeelen te hebben bevredigd, met meer geluks eene tweede reis naar Parijs ondernomen, alvorens naar hun vaderland weder te keeren. Zij zijn thans vijfentwintig jaren oud, en wat hun tot eer verstrekt, is de verstandige wijze, op welke zij van hunnen zonderlingen toestand hebben weten partij te trekken, daar zij welligt de eersten van hunne soort zijn, die oordeel genoeg bezitten om hunne onafhankelijkheid te bewaren, hunne eigene zaken te besturen, en zich niet als vreemde dieren aan een' of anderen inhaligen avonturier te verkoopen, die zich te hunnen koste verrijkt. Zij behooren niemand toe, reizen op eigene kosten, met eigen rijtuig en bedienden, geven, wanneer zij in eene groote stad aankomen, hun paspoort aan de Policie af, nemen hunnen intrek in een goed hôtel, kiezen er een gemakkelijk en wèl verwarmd vertrek, en laten zich een goed middagmaal opdisschen, zonder af te wachten, dat men hun, na den afloop | |
[pagina 93]
| |
der vertooning, een stuk broods toewerpe. Zij nemen eenen taalmeester aan, om hun als tolk te dienen, en doen aankondigen, dat zij het publiek op door henzelven bepaalde uren afwachten. Chang en eng (of beter chang-eng, als, in meer dan één opzigt, slechts één' persoon uitmakende) zijn, naar men verzekert, uit arme visschers geboren, en hebben zelve, tot hun vijftiende jaar, den kost gewonnen met het verkoopen van visch en schelpdieren. Van het vroeger wegens hunne vorming en vereeniging opgegevene zal het volstaan te herinneren, dat zij aan de voorzijde der borst zijn aaneengehecht, door middel der verlenging van een' vleesachtigen band ter grootte eener mans hand, die inwendig ten koste van het wederzijdsche sternum schijnt gevormd te wezen. Dit vereenigingswerktuig, dat bij hunne geboorte buigzaam en beweegbaar was, liet hun toe, zich naar alle zijden te wenden; nogtans lagen de beide aangezigten op dat tijdstip nagenoeg aan of op elkander tusschen elkanders beenen; maar, door gedurig uitrekken, hebben zij den gemeenschappelijken band verlengd, zoodat zij thans ter zijde van elkander geplaatst zijn, en twee armen zich voorwaarts, de twee andere achterwaarts bevinden, omtrent zoo als bij schooljongens, die gearmd gaan, met de hand op elkanders schouder rustende, zoodat de een zijnen regter- en de ander zijnen linkerarm vrij heeft; hoewel de twee achterwaarts gekeerde armen naar voren kunnen gebragt worden en de broeders zich in dier voege omkeeren, dat chang zich aan de linker en eng aan de regterzijde bevindt; maar deze houding is hun hinderlijk, en zij hernemen weldra de tegenovergestelde, die hun meer hebbelijk is. De grootte dezer Siamesche Tweelingbroeders is ongeveer vijf voeten; eng is een weinig kleiner en minder sterk dan chang; hun gelaat is olijfkleurig; hunne oogen zijn klein en uitpuilende; hun haar is van het fraaiste glinsterende zwart; zij dragen het op 't voorhoofd kort afgesneden, maar vlechten het van achteren lang, en slingeren het als eene kroon om het hoofd. Op de Europesche wijze gekleed zijnde, dragen zij korte, opene vesten, en men ontwaart niets van hun ligchaam dan de verlenging, die hen verbonden houdt, tot het doorlaten waarvan eene kleine opening in het hemd voldoende is. Dit deel is thans ongemeen hard. Raakt men het in het midden aan, dan worden de beide Tweelingen de aanraking | |
[pagina 94]
| |
gelijktijdig gewaar; maar verplaatst men de hand regts of links af, dan ontwaart haar alleen diegene, aan wiens zijde de aanraking geschiedt, als raakte men elk ander zijner ligchaamsdeelen aan. De hechtheid van dit vereenigingswerktnig is niet het eenige, wat de afscheiding der beide broeders in den weg staat; want, behalve dat zij niets willen hooren van eene kunstbewerking, die hunne afscheiding zou ten doel hebben, wordt dezelve ook onmogelijk gemaakt door de gemeenschap, die tusschen de wederzijdsche holligheden van den onderbuik bestaat, daar men de kunstbewerking niet zou kunnen daarstellen zonder den buik te openen en het peritoneum aan te doen, welke wonde, gelijk men weet, doorgaans doodelijk is. Chang-eng handelen als een afzonderlijk mensch; zij gaan zitten, staan op, loopen, zwemmen en jagen, met dezelfde vlugheid en eenparigheid in hunne bewegingen, als bestuurde één zelfde wil alle hunne handelingen; ja, wat meer is, zij hebben gelijke en gelijktijdige verkiezingen, begeerten en behoeften. De een heeft den anderen nooit zien slapen; zij slapen in en ontwaken als één zelfde wezen, en men behoeft slechts één hunner te wekken, om ze beide te doen wakker worden. In den slaap wendt zich die ter regterzijde naar de linker, wanneer zijne eerste houding hem vermoeit, en zijn broeder rolt onder hem heen, zonder door die beweging gestoord te worden, even zoo als men des nachts de beenen kruiswijze overeen slaat. De twee broeders spreken elkander nooit toe, maar verstaan zich wederkeerig, zonder dat men eenig teeken van mededeeling verneemt, zoo volmaakt wèl, dat zij hunne moedertaal volslagen hebben vergeten, ofschoon zij bijna achttien jaren oud waren, toen zij hunnen geboortegrond verlieten. Zij leeren met eene groote gemakkelijkheid talen aan, en spreken thans zeer goed Engelsch; terwijl de wijze, op welke zij reeds eenige Fransche woorden uitspreken, doet vermoeden, dat zij ook weldra het Fransch redelijk goed zullen kennen. In hunne gelaatstrekken heerscht de grootste overeenkomst, en het is onmogelijk, aan den toon hunner stem te onderscheiden, wie van beiden spreekt. Wanneer twee personen gelijktijdig beproeven een verschillend gesprek met hen beiden aan te knoopen, ondervinden zij eene soort van afmatting, die hun niet toelaat den loop hunner denkbeelden aldus lang te verdeelen, en weldra be- | |
[pagina 95]
| |
paalt zich hunne aandacht naar eenen en denzelfden kant; zij antwoorden beide te gelijk en nagenoeg in dezelfde bewoordingen. Zij spelen gaarne; maar het is hun even ondoenlijk, hunne aandacht te vestigen op eenig spel, dat zij tegen elkander spelen, als het ons is, vermaak te scheppen in het doen spelen onzer regterhand tegen de linker, zelfs als het bij een hazardspel is.Ga naar voetnoot(*) Als de een honger heeft, heeft ook de ander honger, en wanneer de een zich vermoeid heeft, rust de ander. Zij beminnen het tafelgenot, en zelfs de goede sier, en hun smaak stemt hierin, gelijk in alle overige opzigten, volkomen overeen; inzonderheid houden zij veel van visch en oesters. Gelukkig hebben zij nog nooit de minste zucht tot het huwelijk in zich bespeurd, ofschoon zij veel werk van kinderen maken. In Amerika was de een ziek, toen de ander door eene tusschenpoozende koorts werd aangetast, en heeft zelfs eene pijnlijke gewaarwording ondervonden, toen men zijnen broeder aderliet. Kortom, wat zal men zeggen? Deze dubbele mensch is in vele opzigten niet dan één en dezelfde mensch, en men ondervindt geene geringere verlegenheid in het vinden van bewijzen voor het afzonderlijk bestaan, dan in dat van gemeenschappelijke verrigtingen en van naauw verband, tusschen deze twee wezens, die zoo innig verbonden en nogtans elk op zichzelven zoo volkomen zijn. Wanneer men echter, om, zoo mogelijk, uit deze verwarring te geraken, zich tot het nader onderzoek zou willen bepalen, of in de zielen en verstandelijke vermogens dezer Tweelingen dezelfde vreemdsoortige zamenparing plaats grijpt als in hunne ligchamen, dan levert hunne levensgeschiedenis, die wij, jammer genoeg, slechts zeer onvolkomen kennen, nogtans eenige opmerkelijke omstandigheden op, die eenigermate tot beantwoording van dit vraagstuk kunnen bijdragen. Daarenboven is het door anatomische en physiologische waarnemingen en verschijnselen bewezen, dat al de organen dubbel zijn, en dat zulks insgelijks het geval is met al de natuurlijke functiën. Zoo is b.v. de omloop des bloeds wederkeerig onafhankelijk, daar dezelve, namelijk, bij chang | |
[pagina 96]
| |
sneller is dan bij zijnen broeder, van wiens pols men slechts zeventig slagen in de minuut telde, terwijl die des anderen in dezelfde minuut voor 't minst tachtigmalen sloeg. De broeder ter regterzijde gevoelt de aandoeningen niet, welke men den anderen doet ondervinden, door hem te knijpen of te prikken; terwijl het niet voldoende is tot stilling van den honger des eenen broeders, dien des anderen te verzadigen. - De verwonderlijke overeenstemming in neigingen en denkbeelden, die wij hebben beschreven, heeft zich, naar 't schijnt, voor 't minst eenmaal verloochend; want toen zij zich aan boord van het schip bevonden, dat hen naar Europa overbragt, gevoelde de een lust om zich in de zee te baden, terwijl de ander daartoe geene de minste begeerte had. Dit geschil werd echter, door de vriendelijke raadgevingen van den Scheepskapitein, gelukkig en gemakkelijk beslecht. - Wat de zuiver verstandelijke verrigtingen betreft, is het blijkbaar, dat deze insgelijks dubbel en bij den een' van die des anderen onafhankelijk zijn, daar de een de gedachten des anderen niet vermag te raden. Zoo kan de een een' Roman lezen, terwijl de ander zich met de studie der Geschiedenis bezig houdt; maar het is evenzeer waar, dat zij in deze soort van afzonderlijke bezigheid geen bestendig vermaak scheppen, en dat zij doorgaans hetzelfde boek te zamen lezen, even als zij te zamen de overige verrigtingen van het dagelijksche leven ten uitvoer brengen.
Wij vonden elders nog het volgende wegens dit Broederpaar, hetwelk wij hier, ten besluite, mededeelen: Gelijk in elke vereeniging van menschen, is ook hier een bovendrijvende wil; 't is die van chang, de grootste en sterkste; eng, de zwakste en kleinste, staat, in een' zedelijken zin, tot chang als eene vrouw tot haren man. Deze invloed, die de een maakt en de ander onwillekeurig ondergaat, is gelukkig voor beiden. Immers, zoo beiden wilden en handelden elk voor zich, ware hun bestaan niet dan een aanhoudend en pijnigend heen en weder sleuren! - Zal dit tweeledige leven eens een tweeledige dood zijn? Wij gelooven neen, van wege hunne ligchaamsgesteldheid; al de kansen van overleving schijnen aan de zijde van chang. Bovendien, een geweldige dood kan den eenen treffen, den anderen sparen; want hunne gewaarwordingen zijn niet gemeenschappelijk: deze is koud, terwijl gene warm is; knijpt men eng, | |
[pagina 97]
| |
chang voelt het niet, behalve op het punt hunner vereeniging; slechts dáár zijn zij één. Zal de langstlevende dan veroordeeld zijn, het lijk zijns broeders met zich te slepen?.... Hen te scheiden, terwijl zij leven, zou eene kunstbewerking zijn, gevaarlijker naar gelange zij ouder worden, en kon voor beiden doodelijk zijn, dewijl men, naar de wet der regtvaardigheid, het kraakbeen, dat hen vereenigt, in het midden zou moeten doorklieven. In gevalle een hunner het eerst kwam te sterven, zou de scheiding gemakkelijker zijn, dewijl men dan ontheven ware van alle verschooning omtrent den dooden. - Aan tasel eet elk voor zich, of laten zij elkander beurtelings eten. Maar, hoe weinig hen ook de band, die hen vereenigt, schijnt te kwellen, dezelve kon hun wel eens zeer pijnigend worden, b.v. indien een hunner een been brak, en de ander genoodzaakt was, veertig dagen onbewegelijk stil te liggen! |
|