| |
Apologie der centen-magazijnen.
In No. VII der Vaderlandsche Letteroefeningen voor Junij 1834 werd een wenk nopens de Letterkundige Centenkramerij gevonden. Reeds toen was ik voornemens iets daartegen te schrijven. Als een groot voorstander der verlichting, zijn de Penny-, Heller- en Cent-bladen mij steeds als de geschiktste middelen daartoe voorgekomen. Wat is aangenamer, dan verlichting? - die goedkoop te kunnen bevorderen, is immers het uiterste punt van wenschelijkheid! Die wenk schijnt mij ook van eene niet geheel onpartijdige hand te komen. Wel is waar, die veel pennys, hellers of centen aan printen en uittreksels uit rijp en groen besteedt, houdt weinig over tot den aankoop van andere tijdschriften en degelijke werken; maar wat zegt het, van waar men zijne kennis haalt? Op het bezit daarvan komt het immers slechts aan.
Wanneer de hoogere standen hun Conversations-Lexikon hebben, of hunne Woordenboeken van kunst, wetenschap en smaak, om, vóór zij naar hun praatgezelschap of Societeit gaan, het een of ander artikel te lezen, om over te kunnen praten; mag dan de minvermogende voor zijne centen ook niet iets hebben, al heeft hij ook het opzet niet, om met het gelezene te gaan pronken? Ik zie er ook volstrekt niets in, dat Engeland ons zijne houtsneê-printen (eigenlijk is het toch tinnen waar) toezende. Waarom zoude de gemeene man met deze afgevallene broodkruimels niet mogen gevoed worden? Onze hoogere kringen zijn in den Schouwburg dikwijls zeer ingenomen met Fransche voortbrengsels, welke zelfs te Parijs zulk een gunstig onthaal niet zouden vinden; of loopen weg met Zangeressen, die daar, als verlegen waar, geen
| |
| |
aftrek meer vinden, en ons dan, voor onze centen - neen! voor onze guldens - nog, op eene smadelijke wijze, de hielen laten zien. Over het algemeen vindt men er niets in, de kinderen door Engelsche Nurses, Fransche of Zwitsersche Bonnes te laten voedsteren; terwijl Fransche Gouverneurs en Duitsche Gouvernantes verder de laatste hand aan de opvoeding der Hollandsche jeugd leggen. Die het niet zoude kunnen gelooven, logestraffe mij door ééne Haarlemsche Courant, in welke, alle door elkander genomen, geene aanvrage van dien aard in de Fransche taal zal gevonden worden. Die zich niet in het licht der zon kan verheugen, moge zich, gelijk Meester Maarten Vroeg plagt te zeggen, met dat van een stallampje tevreden stellen. Het voegt den meesten menschen ook niet, jaarlijks een reisje naar Cleef of den Rhijn te ondernemen. Velen kunnen het niet eens zoo verre brengen, het Monument van laurens koster te gaan zien, om te helpen beslechten, of het eene lamp of eenig ander huishoudelijk werktuig is, van hetwelk het licht moet afstralen; of op eene andere plaats af te wachten, of desiderius erasmus een blad van zijn boek zal omslaan. Hoe genoegelijk dus voor dezen, in eene onoverzienbare printenkraam op dit alles vergast te worden; in dezelve voor eenige centen te ontmoeten hetgeen men voor veel gelds bij van aken, hoe wèl zijne Menagerie ook voorzien was, niet bijeen kon brengen! Grondige weterschap en degelijke kennis! zij blijve voor degenen, welke haar volstrekt niet kunnen ontberen; en hoe weinige zullen deze zijn! Men denke aan het gezegde van rabener, dat, wie een ambt verkrijgt, het verstand van zelf aankomt; en wat helpt grondige wetenschap zonder eenen Mecenas, wat degelijke kennis zonder eenen kruiwagen? Doch waartoe
over bekende zaken uitgeweid, en als menigen Recensent, ook der Recensenten, gehandeld, die wel en breed van hunne gevoelens spreken, maar de zaak niet aan den eenigen toetssteen, de waarheid, beproeven? Het zal echter ook hun, die de zaak wat ernstiger opnemen, op den duur niet aan hulpmiddelen van dezen aard ontbreken. Reeds mag men zich in een ontleedkundig Penny-Magazijn verheugen. Eene Médecine pittoresque, half om niet, ziet het licht. Eerlang komt de Exegese met houtsneê-platen te voorschijn; de Pandecten, met de twaalf tafelen in steendruk, volgen spoedig, en aan uittreksels van plato, cicero, aristoteles en vooral
| |
| |
van plinius, met heerlijke houtsneden, zal het niet ontbreken. Justinus gaf toch reeds een goed voorbeeld met het werk van den ouden trogus pompejus.
Ik ben door een gelukkig toeval in de gelegenheid gesteld, met afdoende bewijzen de Penny-, Heller- en Centen-Magazijnen te kunnen verdedigen. Ik zal slechts van eene onderneming gewagen, welke te Weenen zal plaats hebben, van waar een werk zal uitgaan, hetwelk geheel en al zijnen oorsprong aan dezen ondernemingsgeest verschuldigd is. Ten einde, waar daden het best kunnen getuigen, woorden te sparen, deel ik mede, wat mij van de zaak bekend is. Welligt ben ik tevens zoo gelukkig, den naijver in ons land op te wekken, dat, terwijl men reeds tien Hoogduitsche Heller-Magazines telt en er zeventien Engelsche alleen te Londen in de wandeling zijn, ook wij het bij één of bij enkele niet zullen laten berusten. Verkiezen wij even achterlijk te blijven, en laat onze trage geaardheid niet toe, Duitschland na te streven, - Duitschland, gelijk een Duitscher zegt, das alles Originelle sogleich auffasst, - zoo wil ik den genen, die gaarne eenige winst willen doen met hoofd- of handenwerk, den weg naar Weenen wijzen, waar den Schrijvers een honorarium wordt toegezegd, hetwelk, wordt het bekend, onze vertaal fabrijken in ééns den nekslag zal geven, indien de vertaalbazen niet goedvinden het werkloon te verhoogen. Wie zou langer hier zich voor een dagloon afslocven, waarbij men het naauwelijks hooger dan aardappelen en koffijnat kan brengen, wanneer men te Weenen van de Redactie voor één vel Novellen, vertellingen, reisbeschrijvingen enz. zes gouden dukaten kan ontvangen? Wie verlangt niet naar dat land van beloften, naar de Hoofdstad, waar de Gastronomie metderdaad bestaat, die in het roemruchtig
Parijs, in spijt van zijne kookkunstige Omnibus en Restaurants, voor Weenen moet onderdoen? Getuige eens de opgang der Stolliaansche geneeswijze, die te Weenen beteren aftrek voor hare braak- en purgeermiddelen vond, dan het Vampyrismus, hetwelk zich te Parijs met enkele bloeddroppels moet tevreden stellen! Ook teekeningen worden schitterend (glänzend) beloond, mits zij nieuw, frappant en interessant zijn, vooral waardig om medegedeeld te worden. Nu, dit spreekt van zelf! Die iets mededeelt, acht dit daartoe dubbel waardig.
Maar, aan wien moet men zijne bijdragen zenden, om de kunsten en wetenschappen te bevorderen en gelijktijdig voor
| |
| |
zichzelven een winstje te doen; twee dingen, wier verbinding niet onaannemelijk is? - Het Bureau der Theaterzeitung te Weenen is het punt, waarheen geest en handen derzelver voortbrengsels kunnen zenden, om op eene tot dusverre ongehoorde voordeelige wijze afgezet te worden. Zes gouden dukaten voor het vel! Het agio bedraagt als winst reeds meer, dan het loon voor een vel druks in zekere vertaal-fabrijken, waar het werk bij aanneming wordt uitbesteed. Maar, om welke reden zoude men hier eene uitzondering op den thans algemeenen regel willen maken, dat de aannemer wèl moet varen, al vaart het werk er ook slecht bij? Mogten onze dijken en waterkeeringen slechts hiervan uitgezonderd worden! - Het is van dit Bureau, dat een Penny-, Pfennig-, Heller- of Centen-blad zal uitgaan. De Redacteur van het Weener Theaterblatt is de schepper van eene onderneming, over welke zelfs de Engelschen versteld zullen staan, en voor welke hunne houtsneê platen als de Steendruk voor de Graveerkunst zullen wijken.
In verband met dit Theaterblatt zal het Penny-Magazin uitkomen. Terwijl het eene ons zal vertoonen alles, wat bezienswaardig is, zal het andere behelzen berigten uit de geheele wereld van alles, wat er op haar goeds, nuttigs en schoons gebeurt. Niet slechts van alle de tooneelen der wereld, maar tevens alles, wat in de kunst en voor het leven van eenig belang is, kan op plaatsing en op een honorarium aanspraak maken. Men verzekert, dat de Redactie er zelfs op uit is, verbindtenissen met de Maan aan te knoopen, om deze onderneming zoo wel eene boven- als ondermaansche te doen worden. Men verzekert, dat men zelfs met de Komeet van halley onderhandelingen heeft trachten aan te gaan. - Waar het oog zich op vergasten kan, blijke uit hetgeen beloofd wordt: modebeelden, zoo als zij tot dusverre niet gezien zijn; de beroemdste tooneelspelers in derzelver voornaamste rollen; voorts het inwendige van slaapen huiskamers, pronk- en danszalen, kerken, tempels, Synagogen en Moskéën; alles afgezet of in zwarte-kunst; niet meer of niet minder dan vijfhonderd platen 's jaars, en dit alles voor nagenoeg f 32 per jaar; voor hem echter, die inteekent, zal het nog geene f 26 bedragen. Onder de eerste voortbrengsels, aan wier uitvoering eene bijzondere zorg zal besteed worden, geeft men reeds op: de wieg en de doodkist van den Hertog van Reichenbach; eene stichtelijke herin- | |
| |
nering, hoe 's menschen begin zich dadelijk aan het einde knoopt; - de vier Temperamenten op een Bal, of aristoteles dansende; - de elefant op de koord, of de Acrobatie ten top gedreven.
Voornemens zijnde deze onderneming zoo veel mogelijk te begunstigen, heb ik desgelijks drie schetsen van belangrijke gebeurtenissen, zoo wel uit den vroegeren als lateren tijd, vervaardigd, met welke ik dit werk zal trachten te versieren, om de begeerlijkheid der oogen door iets buitengewoons, treffends en ongehoords te prikkelen; voor het gewone, natuurlijke wordt men toch hoe langer hoe onvatbaarder. Mag ik al op geene nieuwheid en vinding roemen, de uitvoering zal aan de volgende voorwerpen eene Egyptisch-piramidale duurzaamheid verzekeren.
Het eerste zal eene ongehoorde gebeurtenis uit het leven van Polichinel bevatten: bezig een haverbrood door te snijden, hetwelk hij tegen de borst houdt, heeft hij, door de scherpte van het mes, ongevoelig het brood, zichzelven en eenen boom, waartegen hij leunde, doorgesneden; en, indien een daar achter staande muur het scherpsnijdend werktuig niet tegenhield, wie weet, waar de voortvarendheid van Harlekijn hare grenzen zoude vinden?
Het tweede tafereel moet een tooneel uit een der tijdvakken der Fransche geschiedenis verlevendigen, toen de scherpregter door het veelvuldig onthoofden zulk eene vaardigheid had verworven, dat een delinquent reeds zijne straf ondergaan had, en evenwel nog altijd den doodelijken slag wachtende was; de lijder wordt ongeduldig, en roept: ‘hoe lang nog?’ de scherpregter hervat zeer bedaard: ‘schud slechts, Mijnheer, en het hoofd zal vallen.’ Het tijdstip, dat het van den verbaasden romp valt, wordt, als het gelukkigst te kiezen moment, voorgesteld.
Eene Somnambule, eindelijk, op den Westertoren te Amsterdam, van den omloop de gebaren voor het publiek vertoonende, die zekere Magnetiseur Jodocus in zijn binnenvertrek maakt, ten bewijze van het naauw verband tusschen Magnetiseur en gemagnetiseerde, en om de werking van het Magnetismus in distans, dat is te zeggen op eenen afstand, te staven.
Na dit alles wage het nog iemand, ondernemingen van dien aard, die de verlichting en verligting van het publiek ten doel hebben, en waarbij de redactie, geheel belangeloos,
| |
| |
slechts de betrekking waarneemt van het geld der weetgierigen in ontvang te nemen, om het den des begeerigen kunstenaar, of den gragen schrijver, of den van verzen overvloeijenden dichterlijken Genius wederom uit te reiken, eene Lotterkundige Centenkramerij te noemen!!! Het publiek, de vox populi beslisse!
| |
Naschrift.
Door bijzondere mededeelingen vind ik mij in staat gesteld, allen voorstanders der Pfennig-Magazinen het aangenaam berigt te kunnen mededeelen, dat het bestaande getal reeds vermeerderd is met: Das Pfennig-Magazin der Gesellschaft zur Verbreitung gemeinnütziger Kenntnisse; Leipzig brockhaus; - dat de lieve jeugd ook niet vergeten wordt in Duitschland, welk land wij derhalve ter navolging voorstellen, ziende aldaar mede het licht: Das Pfennig-Magazin für Kinder, mit vielen Abbildungen, bij denzelfden uitgever; - eindelijk zal voor de genen, die zich tot hiertoe moesten behelpen met de platen van eustachius, welligt met die van albinus door wandelaar bewerkt, eene Centen-Ontleedkunde het licht zien; dit werk zal wedijveren met de Médecine pittoresque. Zegge nu iemand, dat ernstige wetenschappen niet schilderachtig voorgesteld kunnen worden! Met zulke hulpmiddelen zullen wij haast Hoogescholen en Athenaea ten eenemale kunnen ontberen, waardoor de bezuiniging nog meer kan bevorderd worden, dan door den ernstigen aandrang tot het opheffen eener Hoogeschool, onlangs zoo zeer gewild door eenen Volksvertegenwoordiger. |
|