| |
Macbeth, Treurspel van W. Shakespeare, uit het Engelsch, in de voetmaat van het oorspronkelijke, vertaald en opgehelderd door Jurriaan Moulin. Te Kampen, bij W.J. Tibout. 1835. In gr. 8vo. IV, 120 bl. f 1-50.
Tegen den Heer A. van der Hoop, jr. als Beoordeelaar mijner Vertaling van Macbeth, door J. Moulin. Te Kampen, bij K. van Hulst. 1836. In gr. 8vo. 18 Bl. f :-25.
Proeve eener metrische Vertaling van W. Shak(e)speares Tooneelspel de Storm, door J. Moulin. Te Kampen, bij de Erven AEg. Valckenier. 1836. In gr. 8vo. 35 Bl. f :-40.
Hamlet, Treurspel van W. Shakespeare, uit het Engelsch, in den vorm van het oorspronkelijke, vertaald door P.P. Roorda van Eysinga, Indisch Ambtenaar enz. Met eene Inleiding en een Aanhangsel van J.M. Te Kampen, bij K. van Hulst. 1836. In 8vo. XII, 142 bl. f 1-40.
Bloemen en gewassen van eenen vreemden bodem op eenen anderen grond over te planten en op te kweeken, is iets, dat aan veel moeite en zorg onderhevig is. Veel oplettend- | |
| |
heid en eene niet geringe kennis wordt er vereischt, om de frissche kleuren in al hare levendigheid te behouden, en den oorspronkelijken aangenamen geur niet te doen verloren gaan, welke hun in hunne eigene luchtstreek die hooge bekoorlijkheid schonken; en slechts zelden mag het den overplanter gelukken, hierin naar wensch te slagen. Even zoo is het gelegen met het overbrengen van dichterlijke werken uit de eene taal in eene andere; de oorspronkelijke gloed, het waas, over dezelve verspreid, verdooft en vervliegt maar al te dikwijls. Juist oordeel, fijne smaak, een hooggestemd dichterlijk gevoel, en eene naauwkeurige kennis der taal, zijn bij ondernemingen van dergelijken aard een onmisbaar vereischte; en zelfs het bezit van al deze voorregten is niet altijd voldoende, om het voorgestelde doel op de gewenschte wijze te bereiken. De taal, waarvan de dichter zich bedient, het tijdvak, in hetwelk hij schreef, geven dikwerf aan zijne voortbrengsels eene eigenaardige kleur, welke bij verschillende zeden en gewoonten, bij eene geheel andere taal niet dan bezwaarlijk gebezigd kan worden. Moeijelijk derhalve, maar eervol is de taak dier verdienstelijke mannen, welke het schoone uit de letterkunde van andere volken in hunne moedertaal trachten over te brengen, om daardoor den eigenen schat te verrijken, en hunne landgenooten met het voortreffelijke bekend te maken, dat andere landen opleveren.
Het ontvangen der bovengenoemde vertalingen van den in zijne soort éénigen shakespeare konde uit dien hoofde, in het afgetrokkene beschouwd, den Recensent niet dan hoogst welkom zijn. De meesterstukken van het onsterfelijk Genie, welks groote verdiensten door geheel Europa naar waarde gehuldigd worden, bleven reeds te lang aan het grootste gedeelte van ons lezend publiek onbekend; en, terwijl ieder ander volk zich op eene of meer vertolkingen kan beroemen, was Nederland alleen nog van eene den onnavolgbaren dichter waardige overzetting verstoken. Met eene gunstige vooringenomenheid namen wij den arbeid der Heeren moulin en roorda van eysinga ter hand, vergeleken dien met het oorspronkelijke, en zullen nu trachten, naar onze wijze van zien, een onpartijdig oordeel over denzelven te vellen.
De Heer moulin geeft ons hier eene vertaling van het bekende meesterstuk Macbeth, benevens eene proeve van
| |
| |
eene metrische overbrenging van het tooneelspel the Tempest, of de Storm. In een Voorberigt wordt ons iets aangaande shakespeare's leven, en den geest, die in zijne stukken, bepaaldelijk in den Macbeth, heerscht, medegedeeld, doch slechts ter loops, zonder in bijzonderheden te treden. Naar ons gevoelen is deze opgave niet vrij van gezwollenheid. Tot eene duidelijke voorstelling van shakespeare's geest in zijne stukken zijn hoogdravende uitdrukkingen, dikwijls niet meer dan ijdele klanken, geenszins genoegzaam. Beter heeft de Vertaler, onzes inziens, gehandeld, door bij de vertaling van the Tempest alleen den inhoud des stuks op te geven, zonder in noodelooze en voor den met het oorspronkelijke niet bekenden lezer onverstaanbare uitboezemingen zich toe te geven.
De vertaling zelve is getrouw; dat is, de woorden van shakespeare, de versmaat, de figuurlijke spreekwijzen worden alle met de grootste naauwkeurigheid wedergegeven, zoo zelfs, dat men zich ter naauwernood kan voorstellen, Hollandsch te lezen. Of dit nu echter voldoende zij voor eene vertaling, die niet alleen op eene bevallige en vloeijende wijze de schoonheden van het oorspronkelijke moet teruggeven, maar ook den dichter in diervoege doen spreken, als hij zelf gesproken zoude hebben, wanneer hij in de Nederlandsche taal geschreven had, meenen wij zeer te moeten betwijfelen. Dit toch is, naar ons oordeel, de toetssteen van iedere overbrenging, dat men kan zeggen: ‘Aldus zoude de oorspronkelijke schrijver ook zich uitgedrukt hebben, bijaldien hij zich van onze taal had bediend.’ En kan dan eene vertaling als deze, waarin het Nederlandsche taaleigen, in iederen regel bijna, geweld aangedaan, waarin de Nederlandsche versificatie op eene geheel Engelsche wijze verwrongen, de losse, bevallige zwier geheel verwaarloosd wordt, eenige goedkeuring verdienen? Kan onjuistheid en smakeloosheid in het kiezen der geschikte woorden, de hoogst mogelijke stroefheid van versbouw, eene dikwerf onverstaanbare woordvoeging in staat zijn, den Nederlandschen, met het Engelsch onbekenden lezer een gunstig denkbeeld in te boezemen van shakespeare's grootheid? Men leze en vergelijke slechts den aanvang van den Macbeth, het gesprek der heksen:
| |
| |
1ste Heks. |
Wanneer komen we elkaâr weêr tegen,
Bij donder, bliksem of in regen? |
2de Heks. |
Als het krijgslot is bepaald,
Als de winnaar zegepraalt. |
3de Heks. |
Eer de zon in 't westen daalt. |
1ste Heks. |
Waar zal 't zijn? |
2de Heks. |
Op gindsche hei. |
3de Heks. |
Macbeth komt daar ook voorbij. |
1ste Heks. |
Ik kom, ik kom, Graauwpietje! |
Alle drie. |
Paddeke roept, - komt, voort! -
Schoon is leelijk, leelijk schoon. |
De taal, welke door heksen gevoerd wordt, behoeft zeker niet zoo gekuischt te zijn; maar het is er echter verre van daan, dat in het oorspronkelijke eene zoo grove platheid en zoo algeheel gemis aan poëzij zoude heerschen.
When shall we three meet again
In thunder, ligthning or in rain?
Het platte: ‘Wanneer komen we elkaâr weêr tegen,’ is geenszins eene den smaak voldoende vertaling van het eerste vers. ‘Als de winnaar zegepraalt,’ is veel minder dan het krachtige: When the battle 's lost and won. Hoe kan de Heer moulin: There to meet with Macbeth, door het niets beteekenende en geheel onjuiste: ‘Macbeth komt daar ook voorbij,’ overzetten? De laatste regel is door het weglaten van een vers bij shakespeare: Hover through the fog and filthy air, (misschien echter is dit eene glossa) waardoor de zin duidelijk wordt, geheel van allen zin ontbloot.
Nog erger is de vertaling der rijmelooze jamben van den Engelschen dichter in insgelijks rijmelooze vijfvoetige jamben, naar ons oordeel de minst geschikte van alle versmaten in onze taal, die in haren bouw zoo geheel van de Engelsche verschilt. Deze laatste toch, door eenen grooten overvloed van woorden, die in ééne syllabe worden uitgesproken, door het bijna geheel gemis van spondeën en trocheën, door de kortheid, welke zij in hare woordvoeging toelaat, schikt zich gemakkelijk, ja zelfs met bevalligheid, naar den vijfvoetigen jambus, wiens sombere, afgebroken rhythmus in Engelsche verzen eene eigenaardige uitwerking doet, welke hij in geene andere taal kan te weeg brengen. Vandaar wordt
| |
| |
deze versmaat dan ook algemeen in het Engelsch gebezigd bij elk dichtstuk, dat eenen meer plegtigen, indrukmakenden versbouw vereischt; en welk gebruik milton, thompson, young van denzelven maakten, kan aan geenen beminnaar der Engelsche letterkunde onbekend zijn. Zeer gepast is deze jambus ook voor de stukken van shakespeare, daar hij door zijnen somberen ernst evenzeer voor het hoog tragische geschikt is, als door zijnen kunsteloozen, eenvoudigen rhythmus in den meer dagelijkschen toon van het gesprek kan aangewend worden. Hij vervangt derhalve in de Engelsche taal, eenigermate althans, den schoonen jambus der Grieksche treurspeldichters. In onze taal, echter, is het hiermede geheel anders gelegen: de trochaeus heeft bij ons dezelfde regten als de jambus; beide geven daardoor aan onze versificatie eene aangename afwisseling, die haar een beslissend voordeel boven de Engelsche taal verleent. Waarom heeft de Heer moulin hiervan geen gebruik gemaakt? Vond hij onzen deftigen en afgemeten alexandrijn te regt minder geschikt voor shakespeare's korte, krachtvolle taal, waarom dan niet den viervoetigen jambus genomen, met gedurige afwisseling van andere versmaten, naar den eisch van het onderwerp? De verzen, door hem nu gekozen, kunnen, onzes inziens, aan niemand bebagen, die voor de welluidendheid en buigzaamheid onzer schoone Nederlandsche taal eenig gehoor heeft ontvangen.
Wilden wij elke plaats aanhalen, waar de korte, krachtige uitdrukkingen van shakespeare door wel korte, maar tevens lage, platte woorden worden wedergegeven, waar de woordvoeging geheel Engelsch is, waar stroef proza stoute poëzij vervangt, dan zouden wij bijna regel voor regel kunnen overnemen, en zoo de geheele vertaling nagaan. De Heer moulin schijnt shakespeare zelv', wat den zin betreft, wèl te verstaan, doch mist geheel de bekwaamheid, om deszelfs woorden en gedachten in een Nederlandsch gewaad te kleeden. Zoude in deze onbevoegdheid zelve ook misschien de reden te vinden zijn, dat hij, zelf geen dichter zijnde, het gewaagd hebbe, eenen der grootste, der oorspronkelijkste en daardoor moeijelijkste dichters onder handen te nemen? Maar, wie kan eenen dichter waardig vertolken, dan hij, die zelf dichter is? Daarom vindt homerus, daarom vindt shakespeare misschien nimmer iemand, die hen
| |
| |
op eene hun waardige wijze vertolkt, zonder te verre beneden zijn voorbeeld te blijven: hij, die dit met vrucht wilde ondernemen, zoude een Genie moeten zijn, aan deze beide alleenstaande, nooit geëvenaarde meesters schier gelijk.
Over de vertaling van het stuk the Tempest te spreken, zoude overtollig zijn, naardien deze op dezelfde, naar ons oordeel zoo geheel verkeerde wijze is ingerigt, schoon ons de jambus minder stroef en de woordvoeging ook niet zoo ineengeperst voorkwamen.
Het belangrijkste is dan wel de bijdrage tot de litteratuur van den Engelschen dichter, door de opgave der overzettingen in verschillende talen. De achteraan gevoegde aanteekeningen, schoon verre van geheel nutteloos te wezen, bevatten zeer veel noodelooze geleerdheid; en op den stijl en den toon, in dezelve heerschende, zoude nog al iets aan te merken zijn.
Van het geschrijf tegen den Heer van der hoop zeggen wij, ons niet in dien twist willende mengen, alleen, dat hetzelve op hoogen en bitsen toon gestemd is, en dat wij op iets soortgelijks niet zouden antwoorden.
De vertaling van den Hamlet door den Heer roorda van eysinga is op dezelfde hoogst ondichterlijke wijze aangevangen, voortgezet en voltooid. De Voorrede, voor dezelve door den Heer moulin geschreven, bevat niets anders dan twee beschouwingen van den Hamlet door a.w. schlegel en k.w.f. solger; inderdaad het eenige, wat in dit boekje lezenswaardig is.
Wanneer zal eens een Nederlandsch dichter zijne krachten aan eene taak beproeven, die, zoo ooit eene, nog meer de hulp der poëzij dan die der geleerdheid behoeft? |
|