delprijs, als gevolg van vrijen handel, vond men in Holland, ook volgens getuigenis van Fransche en Engelsche Schrijvers. ‘Is het niet alsof wij ons schaamden verstandiger gehandeld te hebben dan anderen?’ (Bl. 27.)
Mogt men er toch meer en meer van overtuigd worden, dat geen maatregel van Staathuishoudkunde aanprijzing verdient, dan die in het belang van allen is! Alle burgers hebben er belang bij, dat zij de eerste levensbehoeften zoo goedkoop mogelijk bekomen. Een jaar van schaarschte is voor het algemeen eene ramp, al bevordert het ook de belangen van eenen landeigenaar, die zijn koren tegen hoogere prijzen verkoopen of meerder pacht van zijnen huurder erlangen kan. De korenwetten zijn, dunkt ons, belastingen op de zegeningen des Hemels.
Voor zijn eigen bijzonder belang moet elk in 't bijzonder zorgen. Geeft de tarwe geen voordeel, welnu, men vervange dezelve, zoo veel mogelijk, door andere gewassen, die meer voordeel opleveren. Wij verwijzen naar de Gedachten over den Landbouw van den Heer pous, waarvan wij vroeger verslag gaven, (Letteroef. Jan. 1836, bl. 41, 42) en welke evenzeer door den Heer ackersdijck geprezen worden, als zij ons alle aanbeveling en behartiging overwaardig toeschenen.
Wij weten hier niets beter bij te voegen dan de woorden van bulwer: ‘Sir Harry Hargrave geeft elken winter honderd en twee brooden aan de armen. Het is goed, dat de werkman nu en dan een brood voor niet heeft; maar, Sir Harry! zou het niet beter zijn, hem in de gelegenheid te stellen altijd goedkoop brood te bekomen? Goedkoop brood! wat zegt gij daar? Sir Harry thinks of the rents, and considers you a revolutionist for the question.’ Zoo ver zal het bij ons ook nog kunnen komen, wanneer men op den nu ingeslagen weg voortgaat. Korenwetten zijn aristocratische, geene populaire wetten.
No. 2 is, gelijk reeds de titel aanwijst, geschreven ná de aanneming der Graanwet. De Schrijver stelt het mo-