Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1836
(1836)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
De stem des wondermans uit de grot van het woud Brozeliand. Eene korte herinnering uit de geschiedrollen der Ridders van de ronde tafel. Door D.P. Manvis, Willemsz., Art. Veter. P. Te Zutphen, bij W.C. Wansleven. 1836. In gr. 8vo. 21 Bl. f :-20.
| |
[pagina 647]
| |
gewild heeft. Misschien is zelfs naam en titel des Auteurs mysterieus: de beide stukjes zijn wel gedagteekend uit Loenen op de Veluwe; uit Art. Veter. P. kan men wel Artis Veterinariae Practicus of Prosessor, (Veearts, of Hoogleeraar in de Veeärtsenijkunde) maar ook welligt eene geheel andere praxis of professie lezen: wie weet ook, (het zou het eerste voorbeeld niet zijn) of de naam zelf niet verdicht is? - Maar nu de inhoud dan? - Ja, lieve Lezer! die is zoo ingewikkeld; scherts en ernst, fabel en waarheid schijnen daarin zoo dooreengemengd, dat Referent het geheele stukje grootendeels zou moeten uitschrijven. - Maar de bedoeling dan ten minste? - Ja, nog eens, bescheiden Lezer! Referent weet het niet regt: hij meent wel op een paar plaatsen eene of twee belangrijke waarheden, de eene eigenlijk, de andere allegorisch ingekleed, voorgesteld te zien; maar hoe die met het geheele sprookje, zoo als het daar is, zamenhangen, het ligt misschien aan zijne zwakke oogen, dat hij dit niet ziet. Hij heeft er wel niet tegen, dat de fabel de naakte waarheid somtijds onder haar kleed bedekt; maar dat kleed moet dan toch niet van al te donkere stof of te digt toegemaakt zijn; want anders zou men de waarheid wel eens kunnen miskennen, en der fabel toeroepen: ‘Non digna es legi, quae non vis intelligi,’ d.i. (Wilt gij niet verstaan zijn, dan verdient gij ook niet gelezen te worden.) Hij wil ook het goede van des Schrijvers vernuft en schrijfstijl niet miskennen, zoo min als deszelfs ernstige bedoeling; maar juist hierom ware het welligt te wenschen, dat deszelfs vertelseltje wat minder raadselachtig geweest ware. Het tweede stukje is, ja, over 't geheel duidelijker van inhoud: evenwel die benaming van ‘vrijbrief naar de oorden der onverderfelijkheid,’ waarmede ‘jezus christus, de Gekruisigde op Golgotha,’Ga naar voetnoot(*) hier | |
[pagina 648]
| |
benoemd is, komt Rec. vrij gezocht en niet zeer Bijbelmatig voor, zoo als hij ook de spreekwijzen, dat jezus kwam, om ‘onze schuld met God te vereffenen,’ om ‘God met zijne kinderen te verzoenen;’ dat ‘Hij het hoogste voorwerp onzer hartelijkste vereering is, op wien onze liefde onverdeeld moet gerigt blijven,’ en eenige dergelijke, er liever niet in gezien had, als zijnde, naar zijne meening, noch naar de letter noch naar den geest des Evangelies. - Het stukje zelf is hoofdzakelijk eene soort van preekje over I joan. II:1b. Aan de daarin uitgedrukte bedoeling des Schrijvers, om geloof en liefde, en vereeniging aller Christenen in de hoofdzaak des Christendoms, zonder aanzien van, en vooral zonder haat om verschillende denkwijze of vereeringsform, te bevorderen, doet Rec. gaarne hulde, en is het in de hoofdzaak wel genoeg met hem eens, ofschoon hij de noodzakelijkheid der uitgave van dit stukje tot dat einde niet inziet. |
|