goeddeels nederkomen. Wij kunnen hier niet beslissend spreken, Lezers! bij mangel aan kennis van het Fransche geschrift; maar Rec. vergenoegt zich met te zeggen, dat hij, behoudens enkele aanmerkingen, het lieve werkje met genoegen las; dat ook het oordeel van zijne Gade - en op het oordeel van verstandige en brave huismoeders stelt hij bij zulke onderwerpen hoogen prijs - gunstig was, en dat hij dus veel nut wenscht over de lezing dezes geschrifts in onze vaderlandsche huisgezinnen, waartoe het zich door goedkoopen prijs den weg helpt banen. Wij geven een paar regels uit het Besluit: ‘Maar wij schrijven groote boeken, om ons gelukkig te maken, en toch zeggen wij niets meer, dan de woorden van christus: Bemint God bovenal, en uwe naasten als u zelven. Ziedaar de leer, die ons op de wegen der gelukzaligheid leidt; ziedaar de grondslag [grondregel] van den braven en wijzen man; ziedaar het doel, waarheen onze pogingen strekken, om des menschen leven gelukkig te doen zijn. O! mogten wij dat doel bereikt hebben, en iets bijgedragen, ter bevordering van het geluk, al was het dan ook maar van één mensch; dan toch zouden die pogingen niet vruchteloos geweest zijn.’