Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1836

Herinneringen mijner Reizen naar onderscheidene Werelddeelen; door G. van Lennep Coster, Kapt. Luit. ter Zee. Te Amsterdam, bij J.F. Schleijer. 1836. In gr. 8vo. 324 Bl. f 3-90.

Reizen naar onderscheidene werelddeelen. Deze titel, ofschoon naar de letter waar, is evenwel vrij grootsch voor een boek, dat aanteekeningen bevat, gehouden op eene reis naar de kust van Afrika en West-Indië, in de jaren 1819-1821, en op eenen kruistogt in de Noordzee met de haringvloot, in 1827. Het eerste, verre het uitvoerigste, is niet onbelangrijk. Nieuws is er wel niet zeer veel in, en enkele medegedeelde zaken, als bladz. 83, 89 en elders, hadde men in een gedrukt reisverhaal wel kunnen missen, als zijnde enkel voor den Schrijver van huiselijk en afzonderlijk belang. Ook dingen als bladz. 227 behooren daartoe: alles, wat een reiziger aanteekent, is daarom nog niet voor het publiek belangrijk. De beschrijving van Sierra Leone; van St. George d'Elmina; van het leven der inboorlingen aldaar; van eene koffij-, katoen- en suikerplantaadje; van Paramaribo; van Bonaire; van Curaçao en dergelijke bijzonderheden lazen wij met veel genoegen. Hooger loopen wij, maar het is misschien alleen in onze wijze van zien, met het andere gedeelte, den kruistogt in de Noordzee betreffende. Rec. herinnert zich althans niet, eene zoo breedvoerige beschrijving van de haringvangst, in alle bijzonderheden, elders te hebben gelezen, en, nog onlangs weder den toch overschoonen Pirate van walter scott gelezen hebbende, was hij nog meer bijzonder met zijne gedachten op Hitland en in dien omtrek te huis. In dit verhaal van den Heer van lennep coster was dus veel, dat hem nieuw was en geviel. Rec. twijfelt niet, of de Schrijver heeft aan zijne vrienden eene aangename dienst bewezen met de uitgave van dit boekdeel,

[p. 610]

en wij willen hem de uitgave zijner Reis naar de Middellandsche Zee en Konstantinopel, van welke hij in het Voorberigt gewag maakt, in geenen deele afraden, maar hem alleen aanbevelen, enkel datgene mede te deelen, wat voor zijne lezers belangrijk kan zijn, waardoor hij dan ook hiervan iets meer kan zeggen, dan wanneer hij een gedeelte zijner bladzijden toewijdt aan dingen, die hem des opteekenens waardig mogen zijn voorgekomen, maar in een uitgegeven reisverhaal, gelijk wij reeds zeiden, minder te huis behooren. Het werk is overigens zeer goed geschreven, en drie steendrukplaten, naar teekeningen van den Schrijver, versieren het meer, dan de niet zeer fraai uitgevallen titel, op welken wij ook liever eene afbeelding van een der bezochte punten gezien hadden, dan Neptunus met den drietand.

Onze Zeeöfficieren beginnen hunne reizen te beschrijven. Wij moedigen hen, en in het bijzonder den Heer van lennep coster, daartoe verder welmeenend aan. Zelfs zou een Magazijn van kortere, op zichzelve ter uitgave te kleine reisverhalen, door hen beschreven, misschien geen onaangenaam geschenk kunnen worden.