der tegen het wanbegrip, alsof het lijden eene genoegdoening ware voor de zonden dergenen, die zich door eigen toedoen de ziekten op den hals gehaald hebben; wijst als de voor alle bekommerden troostrijkste waarheid aan, dat jezus de zondaars aanneemt; vermaant tegen wederkeering tot zonde, na de herstelling; spreekt ook woorden van waarheid en wijsheid tot echte Christenen, die krank zijn; geeft verder raad en bemoediging, troost en besturing, ook met betrekking tot het sterven, en eindigt met eenige gebeden voor kranken. Daar nu alles in eenen Christelijken geest en met veel hartelijkheid geschreven is, zien wij niet, waarom wij onzen lezeren niet zonden aanprijzen, dit werkje te voegen bij degenen, met welke zij bij zichzelven en anderen in krankheden en ligchaamssmarten nut kunnen en willen stichten. God gebiede er zijnen zegen over!