Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1836
(1836)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijEpisoden uit het Leven van Karel V, Koning van Spanje. Door den Baron de los Valles. Uit het oorspronkelijkeGa naar voetnoot(*) vertaald. Te Rotterdam, bij Mensing en van Westreenen. 1836. In gr. 8vo. XXIII en 340 bl. f 3-60.Wij hadden van dit werk, dat geheel een stuk van den dag is, reeds eerder melding moeten maken; doch ons verzuim vinde daarin zijne verontschuldiging, dat de gebeurtenissen der laatste weken in Spanje, ons bij het gereedmaken dezer aankondiging als overvallende, ons telkens weder nieuwe berigten deden afwachten; maar ook dit wachten kunnen wij niet volhouden, en, daar de treurige burgeroorlog in het in zijne eigene ingewanden wroetende Spanje nog lang duren kan, mogen noch kunnen wij daarnaar met ons verslag langer toeven. De Schrijver dan van dit werk, Brigadier der Infanterie, en Aide de Camp van Don carlos, vervoegde zich, op zijne doorreize naar Engeland, in persoon bij de Uitgevers, ten einde de verspreiding van zijn werk aan te bevelen. De door hen voorgeslagene vertaling verscheen op verlangen van | |
[pagina 571]
| |
den Baron zelven in het licht. Zijne hooge ingenomenheid met den Pretendent des Spaanschen troons blijkt op elke bladzijde, en van de zijde eener volkomene onpartijdigheid zouden wij dit geschrift minder durven aanbevelen. De warmte voor Don carlos gaat wel eens verzeld van bitterheid tegen de Christino's; echter is het boek in eenen eschaafden stijl, met blijkbare kennis van zaken, en niet zonder vele kracht van overtuiging geschreven. Wij hebben het met klimmend genoegen gelezen. De hoofdpersoon speelt eene der gewigtigste rollen op het staatkundig tooneel van het hedendaagsch Europa; de bijzonderheden van zijne overhaaste reis uit Engeland, door het hart van Frankrijk, naar Spanje waren tot nog toe minder bekend; elke bijdrage tot de kennis van Spanjes toestand kan niet anders dan welkom wezen, en de gansche zaak eens van haren oorsprong, den laatsten levenstijd van ferdinand VII, uit den mond van eenen der voornaamste Carlisten te hooren, moet aan verre de meeste lezers des te aangenamer zijn, vermits de meeste der door de dagbladen bekend gewordene berigten van de andere zijde gekomen zijn. Aan de bevoegdheid van den opsteller valt niet te twijfelen, en de als Bijlagen medegedeelde staatsstukken zijn niet alleen hoogstbelangrijk, maar ten deele almede aan het publiek niet - althans in hun geheel - bekend. Den geheelen inhoud kunnen wij niet opgeven, maar bepalen ons bij hetgeen de los valles zegt van den oorsprong der zaak, waarover wij daarom dan ook iets uitvoeriger zijn kunnen. Mag men den Schrijver gelooven, dan ligt de grond der rampen, die ten gevolge der veranderde erfopvolging Spanje teisteren, in naijver en vijandschap der Napelsche en Portugesche Prinsessen aan het Hof van Madrid. De eersten - wij recenseren niet, maar refereren alleen - behoorden tot de partij der omwentelingsgezinden, welke Don carlos, den vriend der Geestelijkheid en van het absolutisme, het kostte wat het wilde, van den troon wilde verwijderen. Daartoe moest het vierde huwelijk van ferdinand VII met maria christina van Napels strekken. De Salische wet moest verder afgeschaft worden. In 1713 was door Koning philips V, ten gevolge eener wet, door de algemeene Cortes des rijks, tot de regeling der erfopvolging bij. eengekomen, bekrachtigd, vastgesteld: ‘dat de Prinsen, afstammelingen van philippus V, in welken graad het | |
[pagina 572]
| |
ook zijn mogt, den troon zonden beklimmen, zelfs vóór de dochters des regerenden Konings.’ Zoodra de zwangerheid der Koningin bekend werd, bewoog de revolutionaire partij den Koning, de Expediente der Cortes van 1789 weder in zwang te brengen. ‘Het was op verlangen van karel IV, dat de Cortes, in 1789 bijeengeroepen, om over eenige sinancieele wetten te stemmen, tegen het einde der maand September eene petitie inleverden, om de afschaffing der Salische wet te vragen. De afgevaardigden der Provinciën, welke in dit opzigt geene lastgeving hadden, bepaalden zich, volgens gewoonte, tot de voorbehouding om het voorstel aan hunne Committenten mede te deelen; maar het is algemeen bekend, dat deze mededeeling geen plaats had. Koning ferdinand noch de Cortes konden, in geval Koningin maria christina van eene dochter beviel, den Infant Don carlos van zijn regt berooven: want het eenmaal verkregen regt duurt zoolang als de zaak, waarop het zich uitoefent, en geene wettelijke magt kan het dengenen benemen, die er mede bekleed is, tenzij hij zich hetzelve door zijn gedrag onwaardig gemaakt hebbe. Al hadden derhalve de in 1789 wettiglijk zamengeroepen Cortes toegestemd, om van de vastgestelde troonsopvolging af te wijken, dan zoude die afwijking nog geene inbreuk hebben kunnen maken op de regten der Prinsen, welke vroeger geboren waren, want geene wet kan ooit eene terugwerkende kracht hebben. De Infant Don carlos was in 1788 geboren, en de Cortes van 1789 konden hem in geen geval van zijn regt berooven, dat hij, na den dood van zijn' oudsten broeder, Koning ferdinand, zonder mannelijke erfgenamen na te laten, op den troon had. De Liberalen lieten zich echter door de redenen van zedelijkheid en regtvaardigheid geenszins terughouden.’ Bladz. 5, 6. De Expediente werd den 29 Maart 1830 te Madrid uitgevaardigd. ‘De Infant Don carlos protesteerde destijds niet, want hij wilde het onbetwistbaar regt, dat de Salische wet, welke sedert 1713 in Spanje bestond, hem op de kroon gaf, ingeval de Koning, zijn broeder, zonder mannelijke erven kwam te overlijden, door zulk eene daad niet in twijfel stellen; maar hij hield zich voor, dat regt te laten gelden, wanneer de tijd daar mogt zijn, dat de | |
[pagina 573]
| |
nieuwe wet ten uitvoer konde gelegd worden.’ Bladz. II. Naar onze meening (om dit in het voorbijgaan te zeggen) had Don carlos met zulk een protest moeten beginnen. Men bewoog ferdinand, na zijne aanvankelijke herstelling, in 1832, met Don carlos te doen onderhandelen. Vergeefs. Deze wilde noch bewiligen in den voorslag, om Raad der Koningin, gedurende 's Konings ziekte, te worden, noch het plan goedkeuren, om gezamenlijk met de Koningin deel te nemen aan het Hoofdbestuur, en zijnen zoon met de Infante isabella te doen huwen. Het laatste hadde misschien veel bloed en onrust voorgekomen. De Koning vroeg den Graaf van Alcudia, die met deze zending bij Don carlos belast was geweest, wat nu te doen? Deze stelde de herstelling der Salische wet voor. Ferdinand bewilligde, en schreef: ‘Daar ik wensch, aan mijn volk een nieuw bewijs te geven der liefde, welke ik het toedraag, heb ik noodig geacht, af te zien van de tweede wet, titel 15, tweede partida, betreffende de erfopvolging van den troon, en van alle clausulen van mijn testament, welke strijdig mogten zijn met dit mijn laatste besluit. Ik beveel, dat dit mijn decreet, tot na mijnen dood, op het Ministerie van Justitie zal nedergelegd worden. Gijlieden houdt het voor gezegd, en waakt over de uitvoering.’
‘Ik, de Koning.’
De Infante louisa charlotta bewerkte andermaal eene herroeping. Aan kuiperijen ontbrak het niet. Maar de Koning was ook toen een stervend mensch, ‘zonder kracht of wil: hij miste het gebruik zijner verstandelijke vermogens geheel, en werd blindelings door zijne vrouw en schoonzuster bestuurd: hij gaf zijne toestemming geheel werktuigelijk tot alles, wat men van hem vorderde, in de hoop van hierdoor eenige rust te zullen kunnen genieten.’ Men dichtte de oproerige bewegingen, die in onderscheidene gedeelten van het Koningrijk plaats hadden, aan Don carlos toe. Deze week naar Portugal. Maar wij kunnen op dezen voet niet voortgaan. Het werk loopt tot den dood van zumalacarreguy, wiens facsimile en portret, benevens de afbeelding van Don carlos en den Schrijver, het boek versiert. Dertig Bijlagen, meest, gelijk wij zeiden, staatsstukken, besluiten hetzelve. Zonder | |
[pagina 574]
| |
ons - wat hier ook niet te pas komt - uit te laten over onze staatkundige gevoelens ten aanzien der Spaansche zaken, bevelen wij de lezing van dit onderhoudend geschreven, goed vertaald en fraai uitgevoerd geschrift aan allen, die van den oorsprong en de eerste geschiedenis des Spaanschen burgeroorlogs kennis verlangen. Dat de rampen van dat rijk spoedig een einde nemen, is de wensch van Rec. en zeker van elk, die het bloed betreurt, dat daar vergoten wordt, om staatkundige stelsels, die reeds te lang Europa beroeren. Van Spanje was waar het Spaansche spreekwoord:
A Rey muerto,
Reyno rebuelto.
Door huygens vertaald: De Koningh dood,
Het rijk in nood.
Ach! die rampzalige burgertwisten! Wat hebben zij ook ons Vaderland al leeds gebrouwen! De God des vredes geve aan het fel geteisterd Spanje vrede, en eene goede, menschelijke, zachte regering, zij moge dan van carlos of van christina uitgaan! |
|