geen beter einde te maken, dan door op het alleronverwachtst met zijn schip uit de haven van Ilay de vlugt te nemen. De op het schip geplaatste Peruaansche wacht werd, willens of onwillens, overgegeven aan een Amerikaansch vaartuig. De reizigers maakten kracht van zeil, en geraakten spoedig van de kust. Hier eindigt dit deel, en in een volgend zal de lezer vinden, werwaarts toen hunne bestemming was.
Ook dit deel behelst belangrijke berigten aangaande den natuurlijken en staatkundigen toestand der plaatsen en menschen, door den reiziger bezocht. Alwat voor den koopman en den zeevaarder van belang is ten aanzien van vaarwaters, winden, stroomen enz., is met naauwkeurigheid te boek gesteld. Ook dit deel wordt, bij wijze van aanhangsel, besloten met eene lijst, behelzende de approximative waarde van goederen, die het meeste gewild zijn op dat gedeelte van de kust van Peru, waarvan Arica en Ilay de havens, of Tacna en Arequipa de stapelplaatsen zijn, benevens eene daarop, voor een schip, gebaseerde lading; nota der Chinesche zijden stoffen, het meeste geschikt voor den handel aldaar, en der goederen voor de markten van Lima, Guayaquil en die van de tusschenbeiden gelegene havens, voor Columbia en Peru, benevens het stelsel van inkomende regten te Guayaquil, tijdens het verblijf van den Heer boelen aldaar.
Verscheidene gedeelten van het in dit deel voorkomende brengen ons in verzoeking, om iets tot eene proeve van het belangrijke en onderhoudende van deszelfs inhoud af te schrijven. Maar wij kunnen ons verslag niet genoeg daartoe uitbreiden. Alleen willen wij hier nog iets melden, hetwelk vooral onze opmerkzaamheid tot zich trok: ‘De schoone purperroode verw, welke te Guayaquil een belangrijk artikel van handel uitmaakt, is ontleend van het vocht van eene soort van slak, Bulgado de Mar genaamd, die hare woning heeft in een kegelachtig schelpje of slakkehuisje.’ Hetgeen dit berigt belangrijk maakt, is de overeenkomst van deze verwstof met het beroemde purper der oude Pheniciërs, van hetwelk het bekend is, dat hetzelve bij toeval ontdekt werd. De hond van eenen herder beet eenen schelpvisch aan stukken; het bloed, daaruit loopende, verwde hem den snoet; de schoone roode kleur viel in het oog; zij werd tot het verwen van stoffen gebezigd, en ten sieraad voor de praalkleederen der Vorsten bewaard. Het was ons tot nog toe onbekend, dat dergelijk purper thans nog in gebruik was. Des-