| |
Reis door Zweden, in den jare 1830, behelzende uitvoerige berigten wegens den tegenwoordigen staat van dat Koningrijk en deszelfs bewoners, benevens vele bijzonderheden aangaande de regering van Karel XIV (Bernadotte), en de gebeurtenissen, zijne troonsverheffing voorafgegaan. Naar het Fransch van Alex. Daumont. II Deelen. Te Haarlem, bij de Wed. A. Loosjes, Pz. 1835. In gr. 8vo. 280 en 290 Bl. f 6-:
Deze Reis meenen wij onder de belangrijke en der vertaling waardige Reizen te mogen rangschikken, die zich
| |
| |
door stijl zoo wel als door inhoud gunstig aanbevelen. De Schrijver houdt hier den Lezer doorgaans niet op, met hem tot vervelens toe te vertellen, (gelijk men zoo dikwijls hooren moet) hoe hij hier met eene schuit, daar met een' wagen gekomen is, in hoe vele herbergen hij korter of langer stil gehouden, wat hij hier, wat hij daar gebruikt, hoe hij hier zeer lekker, daar zeer ellendig gegeten heeft, en dergelijke voorbijgaande kleinigheden meer, die men wel in een journaal voor zichzelven, of in een' brief of reisverhaal voor goede vrienden, invlechten kan, maar die voor het Publiek, en tot kennis van landen, volken en menschen, doorgaans weinig of liever geen blijvend belang hebben. De Schrijver van deze Reis daarentegen levert meestal belangrijke bijdragen tot de kennis van Zweden, een van die Noordelijke landen van Europa, die betrekkelijk minder bereisd zijn, en echter wel waardig zijn gekend te worden. Jammer slechts, dat deze Reiziger (gelijk hij zelf erkent) zich te kort in Zweden kon ophouden, en de Zweedsche taal niet verstond. In het algemeen is het altijd schade, wanneer hij, die een land bereist, met deszelfs taal niet bekend is; en althans moest iemand, die een der beschaafde landen van Europa goed wilde leeren kennen, geen reis derwaarts ondernemen, zonder zich deszelfs taal wèl eigen gemaakt te hebben. Het is waar, het Fransch is aldaar doorgaans nog al het algemeene vehiculum van mededeeling der gedachten; maar in vele omstandigheden, en tot kennis van de eigenaardigheden des lands en des volks, zal het toch dikwerf te kort schieten; en vandaar gedeeltelijk zoo vele gebrekkige berigten, zoo vele scheeve oordeelvellingen, die men in verscheidene Reizen maar al te dikwijls aantreft. - Gezegde onkunde der landstaal vinden wij bij dezen Reiziger des te meer jammer, omdat hij in eene Inleiding zulke goede en
juiste opmerkingen over het reizen en de gesteldheid der reisberigten in het algemeen maakt, dat men van hem iets bijzonder goeds verwachten mag. Hierop laat hij daar ook, dat niet onbelangrijk is, vol- | |
| |
gen, eerst eene korte vermelding van de reistogten van den Griek pytheas, die ook aan de Scandinavische kusten schijnt geweest te zijn, en een zeer kort overzigt van de geschiedenis der Scandinaviërs of Noormannen, en van Zweden in het bijzonder, tot aan de veertiende Eeuw, en daarna eene korte letterkundige geschiedenis en beoordeeling van de voornaamste Reizen door Zweden, van alfred, Koning van Engeland, in 890, tot op carr, in 1804. Jammer, dat hij dit niet verder vervolgd heeft met eene dergelijke opgave van de Engelsche, Duitsche, Zweedsche en Fransche Reisverhalen, die hij zelf erkent, dat daarna het licht gezien hebben, en onder welke er belangrijke gevonden worden.
Wegens persoonlijke belangen reisde de Heer daumont naar Havre de Grace, en van daar ter zee over Elseneur naar Zweden, waardoor hij kortelijk het een en ander over Denemarken mededeelt. Van Helsingborg doorreist hij de provincie Schonen, waarvan hij het wetenswaardige beschrijft, en over Astorp, Vernamo, Jonköping, langs het meer Väder, en verder over Grenna, Linköping en Norköping, te Stokholm komt. Hier biedt hij (dit was het oogmerk zijner reis) den Koning van Zweden zijne dienst aan, met wien hij door vorige krijgsdienst en familiebetrekking bekend was; doch hij slaagt in deze poging niet, daar Z.M. niet anders dan inboorlingen met posten begunstigen wil. Een navolgenswaardig voorbeeld inderdaad! - Bij deze gelegenheid spreekt hij verder met veel lof over den persoon en de verdiensten diens Konings, alsmede over de Koninklijke Familie. - Hierop wordt een Hoofdstuk aan de merkwaardigheden van Stokholm, en een volgend aan die van Upsal en omstreken toegewijd; bij welk laatste eene uitweiding over de Scandinavische Fabelleer en Letterkunde. - De Reiziger, zelf geene gelegenheid gehad hebbende, dan bij een enkel vlugtig uitstapje, het landschap Dalekarlië te bezoeken, deelt het meldenswaardigste daarvan mede door belangrijke uittreksels
| |
| |
uit een Zweedsch werk van forsell, Een jaar in Zweden, ten jare 1830 uitgekomen. - In twee volgende Hoofdstukken worden de Zeden en Gewoonten der Zweden beschreven, en in een derde wordt een overzigt van 's lands Bevolking gegeven. Over deszelfs Klimaat en de aldaar heerschende Ziekten wordt in een ander Hoofdstuk gehandeld, en in de twee daarop volgende deszelfs Land- en Tuinbouw beschouwd; waarna van de twee laatste Hoofdstukken des eersten Deels het eene voor de Mijnen, en het andere voor de Manufacturen van Zweden bestemd is. - Op dergelijke welgeregelde wijze wordt, in het tweede Deel, in vier Hoofdstukken achtervolgens gehandeld over Zwedens Koophandel, Scheepvaart, Land- en Zeemagt, en alzoo ook, in twee daarop volgende, eerst over de Luthersche Geestelijkheid en andere Kerkgenootschappen, en daarna over den Zweedschen Adel, belangrijk door eene korte beschouwing van eenige Zweedsche Adellijke geslachten, die kunnen gerekend worden tot de Geschiedenis te behooren. - In een Hoofdstuk, onder den titel openbaar Onderwijs, wordt ook aan de Zweedsche Geleerden en wetenschappelijke Inrigtingen hulde gedaan, en in een ander, getiteld Kunsten en Letterkunde, voornamelijk Zwedens Tooneel, Muzijk en Boekdrukkunst beschouwd. - 's Lands Bestuur, Regtspleging en Wetgeving, Rijksdagen en Grondwet, en staatkundige Betrekkingen, maken den inhoud der drie
volgende Hoofdstukken uit. - Zeer belangrijk zijn de twee hieraan grenzende Hoofdstukken, die de aanleidingen verhalen tot de verheffing van het nieuwe Stamhuis, waarmede men het Aanhangsel vergelijken kan, dat de Vertaler achter dit werk gevoegd heeft, behelzende een verhaal van diezelfde gebeurtenis, geschreven door den voormaligen Koning van Zweden, zich thans noemende Kolonel gustafson; uit welk een en ander, dat in de hoofdpunten overeenkomt, men opmaken mag, dat daumont het zijne uit goede bronnen geput heeft. - In een volgend Hoofdstuk, bij gelegenheid van een af- | |
| |
scheidsgehoor bij den Koning, handelt de Schrijver nog kortelijk over het bestuur van dien Vorst, en over de Vorstelijke Bezittingen. Zoo ook in het daarnevens staande, bij een bezoek van een' zijner vrienden op het land, over eenige Zeden der Landprovinciën, Jagt en Visscherij; waarop, bij de afreize van Stokholm naar Norköping, nog iets over de landstreek, die hij doortrekt, en eene aangename ontmoeting aldaar. Op dergelijke wijze worden in het laatste Hoofdstuk ettelijke merkwaardigheden van eenige te voren meest niet bezochte plaatsen kortelijk verhaald, tot dat de Schrijver te Helsingborg aankomt en Zweden verlaat.
Uit het bovenstaande verslag ziet men, dat men hier geen bonte aaneenschakeling van allerlei reisavonturen aantreft, maar veel meer eene ordelijke, vrij omstandige en hier en daar met goede opmerkingen doorvlochtene beschrijving van land en volk van Zweden, die daartegen rijkelijk opwegen kan, en aan deze Reis eene duurzamer waarde geeft. Wij zouden nu hierbij nog wel eenig uittreksel kunnen geven, om te toonen, dat zij zich ook, wat den stijl betreft, over 't geheel met genoegen lezen laat; maar wij meenen genoeg gezegd te hebben ter billijke waardering en aanprijzing dezes werks, waaraan niemand zich beklagen zal zijn geld en tijd besteed te hebben. |
|