de verbeelding te werken! terwijl dit slechts ondergeschikt behoort te zijn aan het hoofddoel, den gang, de inwikkeling en de ontknooping van het stuk. - Ook wij willen wel het zoogenaamde klassieke niet onbepaald voorstaan, en veroordeelen dus geenszins de vrijere manier noch het romantische karakter, maar alleen de bandeloosheid en het misbruik. Doch vele romantische Schrijvers meenen, onder dien titel, zich ailes te mogen veroorloven, en de ware Tooneelpoëzij gaat er mede te gronde. Dit stuk van noyer, ook na de wijziging door van ray, gaat insgelijks mank aan dat euvel, en in het algemeen hebben wij er geenen vrede meê, schoon wij er daarom niet alle verdienste aan willen ontzeggen.
En thans tot de beide hier nog aangekondigde dichtbundeltjes overgaande, beginnen wij met dat van den, zoo wij meenen, nog jeugdigen laurentius. Hij leverde een aantal godsdienstige en zedelijke mengeldichtjes, waaronder sommige van de soort der huiselijke stukjes, en voorts eenige romancen. Geenszins willen wij hem de beoefening der dichtkunst afraden; daartoe toont hij, op eenige plaatsen, te veel aanleg te bezitten. Maar, als hij weder de lier ter hand neemt, dan stemme hij haar meer op eigenen, oorspronkelijken toon: het verraadt zich nu telkens, waar hij feith, waar hij tollens, vooral den laatsten, heeft trachten na te zingen; schoon de oppervlakkigste lezing dadelijk een' ieder' zal overtuigen, dat niets van het hier voorkomende, gelijk het daar gedrukt staat, van feith of tollens zou kunnen afkomstig zijn. De navolging bestaat slechts in nabootsing van deze of gene eigenaardigheden in stijl, wending en versisicatie. Wij herinneren ons niet, iets te hebben ontmoet, dat den oorspronkelijken, den waren Dichter kenmerkt; doch, indien hij zich blijft beijveren, zal laurentius met der tijd vrij goede verzen leeren vervaardigen, en op gelijke hoogte geraken met een aantal andere beklimmers van het gemakkelijk te bestijgene lagere gedeelte van den Zangberg. Waar deszelfs spits zich steil begint te verheffen, zou de togt voor hem, en voor velen, te bezwaarlijk en te gevaarlijk worden. Maar, om nu niet altijd aan den voet des bergs te blijven rondzwalken, en die hoogte te kunnen bereiken, die voor hem misschien niet volstrekt ongenaakbaar is, zal de Heer