De Zweden in het Klooster te Uetersen, door Th. von Kobbe. Uit het Hoogduitsch. Te Groningen, bij W. van Boekeren. In gr. 8vo. 264 Bl. f 1-80.
De titel kondigt alleen het eerste hier voorkomende verhaal aan, terwijl de bundel eigenlijk uit drie verhalen bestaat. De Zweden te Uetersen behelst de geschiedenis van een Zweedsch Edelman, den Heer van...ström. Buiten zijne schuld verdacht van sluipmoord, door magtige bloedverwanten tegengewerkt in zijne liefde, brengt hij, in eene regtvaardige noodweer betrokken, aan een' aanzienlijken landgenoot eene zware wonde toe, ontvlugt met zijne geliefde, en wordt Luitenant in dienst van den Duitschen Keizer. Ook in Weenen door tegenspoed vervolgd, verbergt hij onder eenen vreemden naam zijn aanwezen, en leeft met zijne echtgenoote en beide zonen te Uetersen, eene kleine stad op Deensch grondgebied, in de nabijheid van Hamburg. Van alle zijne bezittingen beroofd, oefent hij het beroep van uurwerkmaker uit. Zijn oudste zoon erik begeeft zich naar zee, en zwerft zoo wel in het noordelijke Lapland, als in Amerika, komt na velerlei avonturen tot het bezit van groote rijkdommen, maar sterft kort vóór den afloop der geschiedenis. Door een' zonderlingen zamenloop van omstandigheden, wordt de ongelukkige van...ström na zijnen dood in zijn vaderland geregtvaardigd. Zijn tweede zoon abel begeeft zich met gade en kroost naar Zweden, en wordt, na zware beproevingen, de gelukkige bezitter van het voorvaderlijke erfgoed. Ziet daar den hoofdzakelijken inhoud van het eerste verhaal. Hetzelve houdt de nieuwsgierigheid gaande, en bevredigt dezelve bij den afloop op eene aangename wijze. Schilderingen van karakters van Zweedsche en Laplandsche zeden en leefwijze maken deze geschiedenis niet onbelangrijk. De twee volgende vertellingen zijn van minderen omvang;
de behangen Kamer, eene Spookgeschiedenis, de Spiegel van Moei Margaretha, beide van w. scott. Het bovennatuurlijke in de Zweden te Uetersen kan verdedigd worden, als zijnde eene voorstelling naar het leven van den invloed der gevoelens van den bekenden swedenborg. Indien de beide laatste vertellingen inderdaad van den beroemden Schrijver zijn, wiens naam zij dragen, behooren zij niet tot de belangrijk-