De Admirante van Castilië. Door Mevrouw de Hertogin d'Abrantes, II Deelen. Te Amsterdam, bij G.M.P. Londonck. 1835. In gr. 8vo. 587 Bl. f 5-25.
Ziet hier, lezers, eene vertaling van een der producten uit de nieuwere Fransche Romanschool, door eene Schrijfster, die daarvan geen verwerpelijk deel uitmaakt, en die, met het Hof en deszelfs kronkelwegen niet onbekend, wel berekend is, om daarvan in eenen historischen Roman gebruik te maken. Zij koos tot haar tooneel het Spaansche Hof, kort vóór den dood van karel II, toen alle hartstogten in beweging en drie partijen in werking waren, om, reeds bij het wegkwijnend leven van dien zwakken, schier krankzinnigen Koning, de erfopvolging in zijne rijken, over welke de zon niet onderging, voor Beijeren, Oostenrijk of Frankrijk te verzekeren. Ieder, die in de Geschiedenis bekend is, weet, op hoe veel bloeds en tranen de dood van dien Vorst Europa te staan kwam; hoe ook ons land rijkelijk deel had aan de algemeene ellende, en tot wat prijs de trotsche lodewijk XIV eindelijk mogt zeggen, dat er voor zijn rijk geene Pyreneën meer bestonden. De voornaamste voorvallen van dat tijdvak, tot in het begin der regering van philips van anjou, worden deels volgens de Geschiedenis, deels volgens de Mémoires van dien tijd, en deels volgens de fantaisie der Schrijfster bewerkt, om daaraan het ongelukkige huwelijk van een' der jeugdige raddraaijers der groote staatsmachine vast te knoopen, waarin het aan geen moorden door vergift en dolk, echtbreuk en tweegevecht ontbreekt, met de noodige ijselijkheden en gruwelen oversaust, om den bedorven' smaak van het Fransche publiek door bijtmiddelen te prikkelen, zonder welke tegenwoordig geen letterkundig onderwerp meer belang kan wekken of opgang maken. Evenwel is de Auteur eene Vrouw, en heeft alzoo te veel smaak, om niet nog al spaarzaam met die ingrediënten om te gaan;
en wij mogen haar het getuigenis geven, om met vatel te spreken: qu'elle n'a pas poussé le