Wenken ter handleiding in de beoefening der Schilderkunst. (Vita brevis, ars longa.) Te Utrecht, bij N. van der Monde. 1835. In gr. 8vo. 96 Bl. f :-90.
De toenemende beoefening en aanmoediging der vaderlandsche Schilderkunst behoort onder de verblijdende verschijnselen onzer dagen. Elke goede handleiding, om die beoefening aan het groote doel dier kunst te doen beantwoorden, verdient aanprijzing en opmerking.
De Schrijver van dit stukje noemt zich niet, waartoe ook niemand hem kan verpligten; ofschoon de daarvoor door hem opgegevene reden, dat hij zich niet sterk genoeg gevoelt, om bij eene scherpe kritiek koud te blijven, ons op zichzelve niet genoeg afdoende toeschijnt. Dit daargelaten, wij vragen minder naar den persoon dan naar zijnen arbeid, en deze getuigt, dat de Schrijver voor zijne taak berekend en met al de deelen van het vak, waarover hij schrijft, bekend is, al mogt dan ook een of ander kunstbroeder met hem over ondergeschikte punten verschillen.
Wij ontvangen hier de opgave zijner meening, hoe de beoefenaar der Teeken- en Schilderkunst trapswijze behoort op te klimmen, om eindelijk meester in het vak te worden; welke hulpwetenschappen hem daartoe noodig zijn; wie hij zich,