Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1836
(1836)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijReize om Kaap Hoorn langs de Westkust van Zuid-Amerika, door de Stille Zuidzee naar de Philippijnsche Eilanden en verder door de Chinesche Zee naar Batavia, gedaan in 1823 en 1824 met Z.M. Korvet Lijnx, onder bevel van J.P.M. Willinck, in leven Kapitein ter Zee, Ridder der M.W.O. Door hemzelven beschreven en met eigen ge teekende Platen versierd. Te Breda, bij Broese en Comp. 1835. (Met Platen, Kaarten en Tabellen in afzonderlijke portefeuille.) In gr. 8vo. XVII en 259 bl. f 4-90.De oorlogskorvet de Lijnx werd in het jaar 1823, onder bevel van den Zeekapitein j.p.m. willinck, uitgezonden, inzonderheid om te beproeven, in hoeverre met de op den titel genoemde streken en punten handelsbetrekkingen door Nederland zouden kunnen worden aangeknoopt. De bevelhebber mogt de uitgave van deze zijne Reisbeschrijving, vertraagd, deels door 's mans vrees, dat dezelve van te geringe waarde zou wezen, in vergelijking van hetgeen men gewoonlijk van eene reis om de wereld verwacht, deels door uitlandigheid, niet beleven. Kort vóór zijnen dood schreef hij het Voorberigt, waarin hij de redenen opgeeft, die hem noopten, dit verhaal zijner reize in het licht te zenden. Aan het oogmerk, dat hij zich voorstelt, ‘iets te geven, dat van wezenlijke dienst kon zijn voor den Zeeman, wien in het vervolg zoodanig eene reis werd opgedragen,’ achten wij, dat dit boek ten volle beantwoordt. Immers het bevat een naauwkeurig verhaal van de reis, gelijk de titel die opgeeft, met bijlagen, bevattende 1. de stroomen, gedurende de reis waargenomen (liever stroomingen, daar men door stroomen in onze taal meestal groote rivieren verstaat); 2. het rapport aan den Minister van publiek Onderwijs, nationale Nijverheid en Koloniën; 3. goedkeuring daarop van wege den Koning; en eindelijk 4. een dagboek en tabellen | |
[pagina 431]
| |
van de gedane sterre- en natuurkundige waarnemingen. Dit laatste gedeelte geeft, vooreerst, voor elken dag der reis de gezeilde koersen; de verheid in mijlen; de bevonden breedte; de bevonden lengte, deels door waarneming (natuurlijk slechts nu en dan), deels door den tijdmeterGa naar voetnoot(*); de bevonden miswijzing; stand van den barometer en thermometer; en eindelijk de rigting en kracht van den wind, de laatste uitgedrukt op zeemansmanier, als: bramzeilskoelte enz. Men bemerkt, dat slechts sommige dier opgaven van algemeen en blijvend belang zijn; inzonderheid kan dit gezegd worden van de miswijzing van het kompas, daar het ons, ook na de uitvoerige navorschingen van hansteen, steinhäuser en anderen, nog altijd ontbreekt aan genoegzame gegevens, om eene voldoende theorie van het magnetismus der aarde te ontwerpen, volgens welke de miswijzing voor een gegeven punt der aarde en tijd vooruit berekend kan worden. Daarbij is echter de grootste behoedzaamheid noodig; want wanneer Kapt. g. willinck in zijne, straks te vermelden, aanteekeningen berigt, dat eenmaal de miswijzing op het eene schip 8o 11′ N.W., en op het andere te gelijker tijd en plaatse 6o 25′ N.W. bevonden werd, dan heeft men ongetwijfeld, ondersteld dat de kompassen even goed waren, aan invloed van het scheepsijzer of andere onbekende oorzaken te denken. Meer belangrijk, dan het vermelde dagboek, is voor den Zeeman eene tweede tabel, houdende aanwijzing der onregelmatige rigting en sterkte van den zamengestelden stroom, bevonden in de vaart van het Statenland tot de parallel van Kaap Victoria, ofschoon deze ook wel enkel voor de aangewezen rigting en kracht van den wind zal gelden. De ingang dezer tabel is enkel: dagen der maand, van 12 tot 28, zonder dat er bij staat: Januarij, 1824. De laatste tabel geeft de meteorologische waarnemingen, gedaan van 1o N.B. tot 1o Z.B. Alle deze waarnemingen zullen, hoewel het niet gezegd wordt, op den middag gedaan zijn. Met eenige aanteekeningen van des Schrijvers Broeder, die dezelfde reis een jaar later gedaan heeft, wordt het werk besloten. | |
[pagina 432]
| |
Behalve de afbeelding van eenen bewoner der populous group tegenover, en van de Lijnx in het zuider poolijs op den titel, heeft Kapt. willinck zijn werk verrijkt met acht steendrukplaten, voorstellende bijna zestig gezigten van onderscheidene kusten, benevens drie kaarten van de baaijen van Sorgoson, van Davilican en van Polillo, alle op Luçon; alle welke platen, kaarten en tabellen in eene afzonderlijke portefeuille gelegd zijn. Deze noch ook het werk zelf zijn bestemd voor den gewonen lezer. Niet, dat het hier geheel ontbreekt aan beschrijving van landstreken en zeden der bewoners; verscheidene bladzijden getuigen van het tegendeel; maar het werk is toch, naar het verklaarde oogmerk, meest bruikbaar voor Zeelieden, gelijk b.v. de reiziger bijzonder naauwkeurig is in het aanwijzen der geographische ligging van onderscheidene punten en gebreken van sommige zeekaarten; hetgeen, bij den zeemansstijl, blijkbaar in woorden, als: platvoet, hondewacht, enz. de aangenaamheid der lezing vermindert, naarmate het wetenschappelijk belang toeneemt. En van hoe oneindig veel belang het zij, de zeekaarten zoo naauwkeurig mogelijk te hebben, daarvan geeft deze reize een treffend voorbeeld, bladz. 83: ‘Wij stuurden W.N.W. en reeds had ik dien koers voor den nacht bepaald, met voornemen, van de gelegenheid gebruik te maken, en ruim, vrij van alle gevaar, met kracht van zeil door te loopen, toen de uitkijk, even vóór zonsondergang, land in den koers van de Korvet ontdekte; weldra zagen wij het van het dek zich als eene strook lage heuvelen van het W. tot N.W. uitstrekken; ik deed afhouden om de Noord, tot 10 u in de eerste wacht, wanneer wij 3 mijlen hadden afgelegd, en toen om de Oost met klein zeil bij den wind steken. In de Zuidzeekaart van arrowsmith, noch in de fraaije kaart der Salomons-eilanden en kust van Guinea, no. 71, horsburghs East India pilot, ligt eenig land N. van Lord howes groep. Wij onderzochten nu al het aan boord zijnde kaartwerk, en vonden in de Country Trade or freemariners pilot, eene kaart van een gedeelte der Indische Zee en den Stillen Oceaan, door william heather in 1806 uitgegeven, de groep Populous of volkrijke eilanden, 13 mijlen N.O. van Lord howes groep geplaatst; zoodat, indien de beschermende hand der Voorzienigheid, wier vaderlijke goedheid wij dankbaar erkenden, niet vóór den nacht deze gevaarvolle | |
[pagina 433]
| |
groep aan ons oog ontdekt had, wij waarschijnlijk het schip verloren en ons leven welligt aan een hoop woeste kannibalen duur verkocht of ellendig onder hen zouden gesleten hebben, en wel, omdat geleerde Hydrographen naar welgevallen eilanden scheppen of doen verdwijnen.’ Zeer jammer achten wij het, dat er niet eene Reiskaart bijgevoegd is, in den smaak van laplace's tot een soortgelijk doel ondernomene reis, van welker vertaling wij onlangs verslag deden. Is de Franschman in het beschrijven wat al te breedvoerig, de Hollander is (wij spreken met betrekking tot het gros der lezers) wat al te kort. Hoogst lezenswaardig is, om het overige niet te vermelden, het verslag van den opstand te Palembang, 22 Nov. 1824, bl. 170-176. Op deze reize, waarop ‘na honderd jaren het eerst de Nederlandsche oorlogsvlag de wereld werd rondgevoerd,’ zijn ook nog twee ontdekkingen gedaan; te weten van de eilanden, door willinck Frederiksoord en Prinses Marianne genoemd; liggende het eerste op 10o 5′ Z.B. en 152o 22′ W.L. van Greenwich; het laatste op 10o 9′ Z.B. en 161o 11′ 30″ W.L. In de straks aangehaalde Reiskaart van la place is alzoo het laatstgenoemde eiland geheel verkeerd geplaatst, staande het aldaar op ongeveer 16o N.B. en 220 W.L. Tot het opgeven van nadere bijzonderheden wegens, het beoordeelen van, en het mededeelen van enkele proeven uit dit reisverhaal ontbreekt ons geheel de ruimte. Onzes ondanks moeten wij het dus bij het gegevene verslag laten berusten. De uitvoering is fraai en de prijs matig gesteld. |
|