Geschiedenis van het Nederlandsche Zeewezen, door Mr. J.C. de Jonge, Archivarius van het Rijk. IIden Deels 2de Stuk. (Tweede Engelsche Oorlog.) In 's Gravenhage en te Amsterdam, bij de Gebr. van Cleef. 1835. In gr. 8vo. XIV en 530 bl. f 5-20.
Hebben wij van het eerste deel en het vorige stuk van dit tweede deel loffelijke vermelding mogen maken, niet minder is zulks het geval met het stuk, 't welk wij thans het genoegen hebben aan te kondigen. Naauwkeurigheid, scherpzinnigheid, oordeelskracht en onpartijdigheid vereenigen zich ook hier weder met een' zuiveren en mannelijken stijl. Inzonderheid heeft ons behaagd de verdediging van c. tromp tegen den schijn van landverraad of van opzettelijke en kwaadwillige verlating van de ruyter, bij den ongelukkigen zeeslag, begonnen op den 3 Augustus 1666; voorts hetgeen wordt bijgebragt tot betoog, dat van brakel, tijdens de onderneming op den Theems, de ketting niet is overgezeild; en verder in 't algemeen al hetgene over de verschillende manier van strijden ter zee, het doorbreken der linie enz. wordt medegedeeld. De belangrijke bijdragen, bl. 475 tot het einde van dit stuk, zijn volkomen beantwoordende aan het oogmerk tot staving, opheldering en uiteenzetting van hetgene op verschillende plaatsen in den eigenlijken tekst gezegd was. Met verlangen zien wij uit naar het verdere vervolg des werks.