Eerste Beginselen der Plantkunde, door H.C. van Hall, Hoogleeraar te Groningen. Te Groningen, bij J. Oomkens. 1836. In gr. 8vo. VIII en 120 bl. f 1-25.
Dit zeer beknopte werkje dient tot handleiding bij lessen, die de Hoogl. van hall aan toehoorders geeft, die geene leden der Groningsche Hoogeschool zijn (Voorberigt, bl. III). Welke die toehoorders zijn, wordt niet nader opgegeven. Hoe het zij, het werkje begint met eene inleiding, bl. 1-6, waarin het onderwerp der plantkunde bepaald en eene opgave van eenige boeken medegedeeld wordt. De inhoud van het werkje zelve is voorts in vier deelen gesplitst. Het eerste deel handelt over de plant in het algemeen, en maakt den lezer met de eerste beginselen van de physiologie en ontleedkunde der planten bekend. Het tweede deel behelst eene beschouwing der verschillende werktuigen of organen, welke de plant zamenstellen, voeden en vermenigvuldigen. Het derde deel handelt over de rangschikking der gewassen. Het vierde, eindelijk, bevat de kunstspraak, voor zoo ver dezelve niet reeds in het tweede, te gelijk met de Organographie, behandeld was. Dat dit werkje, bij zoo beperkten omvang, slechts de eerste beginselen behelzen kan, is duidelijk, en niets dan deze belooft ook de titel. Het moge tot handleiding bij het onder-