een kort Voorberigt spreekt wildeboer op zeer bescheidene wijze over zijn werk. Men verwachte hier geenszins datgene, wat rijkbegaafde kanselredenaars onderscheidt en aanbeveelt. Wildeboer weet belangrijke onderwerpen te behandelen met eenvoudigheid en duidelijkheid, waardoor ook het lezen van deze oefeningen nuttig voor menigeen kan worden. Mogten toch alle oefeninghouders in zoodanigen geest spreken!
Rec. onthoudt zich van aanmerkingen, die wel te maken zouden zijn. Alleen wil hij waarschuwen tegen zekere gezwollenheid van stijl, waartoe hij op eene en andere plaats min of meer overhelling meende te bemerken. Het woord Godenspijs (bl. 72) is ongepast in eene Christelijke leerrede, en wordt ook niet verstaan door de hoorders. Rec. zou verder wel eens van wildeboer willen weten, wat hij eigenlijk bedoelt, wanneer hij bl. 83 van ongeschapen licht spreekt. Eene drukfout is ingeslopen op bl. 38, waar men moet lezen: De vernederende beschouwing, enz.