Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1836
(1836)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHandboek der bijzondere Pathologie en Therapie van Dr. J.W.H. Conradi, Hoogleeraar te Göttingen, enz. Isten Deels 3de Stuk. Te Amsterdam, bij S. de Grebber. 1835. In gr 8vo. 270 bl. f 2-70.Met dit derde stuk is het eerste deel volledig geworden. Deze derde afdeeling behandelt het leerstuk der Uitslagziekten, in 28 hoofdstukken; een belangrijk onderwerp, aan hetwelk sedert eenigen tijd veel moeite en tijd is besteed geworden, getuige de opgaaf der geschriften | |
[pagina 240]
| |
over de uitslagziekten in het algemeen, vermeld bij den aanvang van dit hoofdstuk, waar wij echter al aanstonds het werk van raijer missen, om van eenige minder belangrijke niet te spreken. De verschillende vormen schijnen iets uitvoeriger opgegeven te worden, dan joseph frank zulks gedaan heeft, wiens verdeeling eene der eenvoudigste kan genoemd worden; anderen gaan ook hier te verre. Te regt zegt de Schrijver, bl. 543*: ‘De beoefening der huidziekten is door de nieuwere ziektekundigen nog moeijelijker geworden, daar zij verschillende afwijkingen en spelingen tot soorten gemaakt heeft,’ enz. Welligt mogen wij ook hier belangrijke aanwinsten door den tijd verwachten van de werkzaamheden van breschet, roussel de vauzéme,Ga naar voetnoot(*) wendt,Ga naar voetnoot(†) gurltGa naar voetnoot(‡) en anderen, welke door derzelver ontleed- en natuurkundige nasporingen een nieuw licht over dit weefsel zullen doen opgaan. Bij dit algemeene overzigt tevens eene algemeene geneeswijze te voegen, is overtollig, daar elke huidziekte haar te zeer wijzigt. Wij gaan derhalve terstond tot de afzonderlijke beschouwing over, welke in het tweede hoofdstuk zich met de Pokken bezig houdt. Het moge eenigen tijd gesteld zijn geweest, of de arbeid van sydenham, huxham en stoll voor ons overtollig geworden was, de laatste tijden hebben al wederom getoond, dat het nog verre af is, dat deze afschuwelijke ziekte ten onder gebragt zoude zijn. De vaccine heeft haar gebreideld, maar niet verbannen. De geschillen over den oorsprong der pokken zullen ook door alle geschiedkundige nasporingen (§ 534) niet beslist worden. Ongaarne mist men hier volstrekt alles, wat tot het ontleedkundige onderzoek dezer ziekte betrekking heeft. Wel is waar deze nasporingen werden eerst sedert eenigen tijd met nadruk voortgezet; maar den Schrijver kon het door gen- | |
[pagina 241]
| |
drin verrigte bekend geworden zijn. Wie in ons vaderland in dit onderwerp belang mogten stellen, wijzen wij naar de Verhandelingen van den Hoogleeraar sebastianGa naar voetnoot(*) en Doctor de jongeGa naar voetnoot(†). Dat andere mannen in ons vaderland, ijverig met dit onderwerp bezig, hetwelk wij zeker meenen te weten, ons niet te lang naar de vruchten van hun onderzoek mogten laten wachten! - In § 552 wordt met een woord van de wijze van inenting, inoculatie genoemd, gesproken. (Er is hier eene drukfeil, inocalatie, ingeslopen.) Het was Lady montague en niet morgan, zoo als men in een onzer vaderlandsche heelkundige werken las, welke aan haar kind te Konstantinopel deze kunstbewerking liet verrigten. - In § 553 en volg. wordt over de koepokken gehandeld, en derzelver beveiligende kracht tegen de kinderziekte gehandhaafd. Deze kan haar ook niet ontzegd worden; maar de uitzonderingen, dat zij niet ten eenemale tegen de kinderziekte beveiligen, komen in onzen tijd wat veel voor. Mogten de koepokken evenwel slechts gedeeltelijk beveiligen, zij zouden steeds een onwaardeerbaar geschenk blijven. Door dit alles wordt echter de bepaling der valsche pokken, gelijk de Schrijver bl. 597 opmerkt, zeer onzeker, en de diagnostiek zal zich nog geruimen tijd moeten oefenen, om stelliger uitkomsten te verkrijgen. Uit den aard der likteekens tot dien der pokken te besluiten, heeft mede zijne zwarigheden: want hoe vele likteekens komen met elkander overeen; hoe vele wijzigingen ondergaan zij niet bij de vorming! De nasporingen van heim verdienen echter de aandacht. - Bij de behandeling der mazelen, van het roodvonk enz. ziet men, dat zelfs ten opzigte der naamgeving onzekerheid heerscht. Wij maken hier alleen de aanmerking, dat zuren bij den rotachtigen vorm, waarbij zich zoo ligt bloeduitstortingen voegen, meer aangewezen schijnen, dan spiesglans of kwikmiddelen. - Onder scharlaken- | |
[pagina 242]
| |
koorts wordt in het 5de H. de ziektevorm, meer onder den naam van roodvonk bekend, terwijl onder het roodvonk, H. 6, eene ziekte wordt beschreven, welke doorgaans voor eene wijziging van het roodvonk gehouden wordt. Wat den eigenaardigen reuk betreft, door heim aangenomen, door den Schrijver ontkend, het is moeijelijk hierover iets beslissends te zeggen; bij hevig roodvonk kan echter de uitwaseming zoo scherp worden, dat zij mond en keelholte, de oppervlakte der slijmvliezen tot ontsteking toe prikkelen kan. Of het begieten met koud water in ons land aanprijzing verdiene, is mede een moeijelijk vraagstuk; de vlugge smetstof dezer ziekte schijnt meer eene gematigde warmte te vereischen; bij afstervende huid zullen laauwe baden stellig gunstiger, met chlorine gemengd opwekkender werken. Niet zelden gaat het roodvonk met den in het 7de H. beschrevenen gierstuitslag gepaard; iets, hetwelk reeds door stoll werd waargenomen. Met verwondering zal men in het hoofdstuk der blutsvlekken geen gewag gemaakt vinden van de naar werlhof genoemde ziekte. Na de roos en spruw behandeld te hebben, gaat de Schrijver tot de schurft en andere vormen van meer langdurigen aard over. Onder de werken over de spruw had de arbeid uit de laatste dagen van thuessink door den Vertaler kunnen vermeld worden. - Wij zullen omtrent alle deze huidziekten van H. 13 tot het einde in geene bijzonderheden treden. Gelukkig zijn vele dezer gebreken hier te lande slechts bij naam bekend. Het schijnt, dat de Schrijver ze mede alle niet bij ondervinding kent. Omtrent deze, gelijk in het algemeen, schijnt hij de beste bronnen geraadpleegd te hebben. Ondanks allen arbeid van zoo vele verdienstelijke mannen, heerscht in dit gedeelte der ziektekunde nog veel onzekerheid en ook duisterheid. Soms schijnt het, of de nasporingen omtrent de huidziekten meer strekken om de verwarring grooter te maken, dan die te beperken. Niets kan echter wisselvalliger geacht worden, dan de vorm van vele huidziekten, voor zoo vele wijzigingen vatbaar. Men denke maar eens aan de gewijzigde kinderziekte! | |
[pagina 243]
| |
Dit gedeelte is vooral niet minder aanbevelenswaardig dan de voorgaande. Wij twijfelen niet, of Vertaler en Uitgever ondervinden toereikende aanmoediging tot voortzetting van dezen arbeid. |
|