Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1836
(1836)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 168]
| |
Vereeniging der onderscheidene Kerkgenootschappen is sedert geruimen tijd een geliefkoosd denkbeeld bij velen. Men begrijpt wel, dat Roomsch en Onroomsch van te strijdige beginselen uitgaan, om ooit weder in Kerkgemeenschap te kunnen treden; maar de verschillende Afdeelingen der Protestanten konden en behoorden, meende men, te vereenigen. Te onregt en geheel tegen het doel des Sprekers werd meermalen joan. X:16 aangevoerd. Dat verlangen naar vereeniging had buiten twijfel verschillende oorzaken. Velen hoopten van daar aanmerkelijke voordeelen voor de belangen der Christenheid in het algemeen; minder zuiver waren echter misschien de bedoelingen van anderen. Die vereeniginszucht komt bijzonder wel overeen met monarchale beginselen en met de overdrevene centralisatie van onzen tijd. In Pruissen werd eene gedwongene Kerkgemeenschap tusschen Lutherschen en Hervormden daargesteld. Ook in ons Vaderland scheen men huishoudelijke vereeniging der Protestantsche Genootschappen in het verschiet te beoogen, en wel in dier voege, dat de kleineren door de grooteren opgenomen moesten worden. Veel heil, meende men, zou daaruit voortvloeijen. Doch, hoe nietig zijn menschelijke berekeningen! Men wil vereenigen, en in het Kerkgenootschap, dat verreweg de meeste leden telt, ontstaat nieuwe verdeeldheid en dreigt scheuring, zoo niet het Staatsbestuur zulks verhoedt. De Godsdienstvriend van le sage tenbroek (Jan. 1835) meent reeds de afscheiding der Dordsch-Gereformeerden van de hedendaagsche Hervormden met zekerheid te mogen voorspellen. De Schrijver van het boven aangeduide stukje zegt: ‘Wij waanden steeds (reeds?) het heerlijke gebouw voor ons te zien, op welks gevel geschreven stond: tempel des algemeenen Christendoms; maar wij hebben ons bedrogen.’ Teleurgesteld in die streelende hoop, schreef hij dit woord ter aankweeking (bevordering) van rust en vrede. De titel luidt algemeen; doch uit den inhoud des geschrifts blijkt, dat de Christelijke Kerk van Nederland hier bepaaldelijk de Hervormde, of, gelijk anderen dezelve liever noemen, de Gereformeerde Kerk in ons Vaderland is. Ofschoon wij niet alles uit hetzelfde oogpunt beschouwen, hebben wij echter met veel genoegen dit werkje van eenen ongenoemden gelezen, en wij gevoelen ons verpligt, hetzelve allezins aan te prij- | |
[pagina 169]
| |
zen. Met loffelijke onpartijdigheid en gematigdheid behandelt de Schrijver de volgende punten: I. Treurig is de toestand der Nederlandsche Hervormde Kerk. II. Verschillende, verwijderde en meer nabij liggende redenen hebben dien toestand veroorzaakt en bevorderen denzelven. III. Bedroevende zullen de gevolgen van een' zoo blijvenden staat van zaken worden. IV. De tot hiertoe ingeslagen weg van herstel is, in allen opzigte, niet de gelukkigste. V. Er kan en moet veel gedaan worden, om den treurigen staat van zaken te herstellen. Omtrent de oorzaken der beweging stemmen wij niet in allen opzigte overeen met den Schrijver. Ook verontrusten wij ons miuder over de gevolgen. - Wij prijzen het zeer, dat hier geene namen genoemd worden. De vreedzame strekking van het stukje kan daardoor te beter doel treffen. Wij meenen echter te moeten twijfelen, of woorden des vredes wel overal ingang zullen vinden. De gemoederen van sommigen althans zijn nog te zeer opgewonden. Wat bl. 49 en 50 van de Formulieren wordt gezegd, zal misschien aan beide partijen niet voldoen. Zijn ze verbindend, of niet verbindend? en in hoe verre? dit blijft nog altijd de vraag. De Schrijver schijnt geen' knellenden, onfeilbaren band, ook geene afschaffing van alles, maar vrijmoedige aanwijzing van het nu niet meer passende, wijziging naar omstandigheden en behoeften des tijds te willen. Doch juist hierover verschillen de meeningen. |
|