en Krijgsbedrijven, onder den titel Waterloo, worden ontvangen en gelezen. Als wij eene aanmerking wilden maken, zou het alleen deze zijn, dat men schier verwart in de menigte der verhalen van mannen, die allen tot elkander, ten tijde van den slag van Waterloo, als krijgsmakkers in betrekking staan, maar wier vroegere geschiedenissen, welke zij elkander mededeelen, geheel uiteenloopen. Dit nu veroorzaakt, wanneer men de daden leest, welke aan dezen of genen Officier omstreeks den tijd en ter gelegenheid van dien veldslag worden toegeschreven, dat men zich dan moeijelijk kan herinneren, welke lotgevallen te voren dien persoon zijn bejegend. Er is dus in dezen Roman, of liever deze schakel van door eenen enkelen schalm aaneengehechte romannetjes, overvloed van verscheidenheid, maar tevens, naar ons inzien, zeker gebrek aan die eenheid, welke ons voorkomt een vereischte van elk kunstgewrocht, ook in de Letterkunde, te wezen. Wij bewonderen echter den rijkdom van vinding bij den oorspronkelijken Schrijver, en mogen het werk in elk opzigt ter lezing aanbevelen.