Ontwikkeling van het begrip der Philosophie, tot inleiding in de Bespiegelende Wijsbegeerte op het tegenwoordig standpunt der wetenschap, door Taco Roorda, Meester in de Besp. Wijsbeg., Doctor in de Lett. en Godgel., Hoogleeraar in de Besp. Wijsbeg. en in de Oost. Letterk. te Amsterdam, enz. Te Leeuwarden, bij G.T.N. Suringar. 1835. In gr. 8vo. VIII en 113 bl. f 1-25.
De Hoogleeraar roorda poogt, in deze inleiding, den lezer een overzigt van den gang der wijsgeerige navorschingen te geven, en hem alzoo op het tegenwoordig standpunt der wetenschap te plaatsen. Met scherpzinnigheid en juistheid wijst hij aan, hoe telkens het streven naar het eene uiterste werd tegengewerkt, gestuit en omgekeerd door een dadelijk ontstaand en veldwinnend streven naar een ander uiterste. Vruchteloos schijnt hem de gedurige poging van sommigen, om telkens den zoogenaamden gulden middelweg in te slaan, daar dit slechts oorzaak wordt van het opkomen eener derde partij, van de twee anderen afkeerig, en buiten staat die te bevredigen. Onpartijdig en voortdurend onderzoek zal van zelve tot eenheid, door algemeen zich vestigende overtuiging, leiden. Nadat fichte het door kant ingeslagen spoor, in weerwil van jacobi's protesteren en deszelfs beroep op het onmiddellijk gevoel, ten einde toe bewandeld had, trad de toen nog jeugdige schelling op met zijne phantastische en dichterlijke, maar geestvolle Identiteitsleer, en predikte een troosteloos, maar diepzinnig Pantheïsme. Jacobi protesteerde nog luider. Hegel legt het phantaseren der school van schelling toom en breidel aan, en onderwerpt haar aan den strengen dialectischen vorm van het begrip; maar alzoo stelt hij een afgetrokken begrip in de plaats eener phantastisch verdichte werkelijkheid. Jacobi beroept zich op een dadelijk vernemen der werkelijkheid. Men doet vernieuwd onderzoek naar 's menschen denkvermogen. Eene nieuwe omwenteling ontstaat in het gebied der Wijsbegeerte. Met den jongen fichte aan het hoofd, betreedt de Philosophie haar tegenwoordig, nieuwste
standpunt. Zij waant niet, door de Rede eenige waarheid te kunnen ontdekken, dan ten gevolge van waarneming, die eene openbaring is van het zienlijke en on-