Friesche Volks-Almanak voor het Schrikkeljaar 1836. Eerste Jaargang. Te Leeuwarden, bij L. Schierbeek. f :-75.
Onze wensch is vervuld; de redactie van het jaarboekje, dat wij aankondigen, is in goede handen gevallen, en ruimschoots prijzen wij de welgelukte pogingen van den kundigen a. wassenbergh te St. Anna Parochie, die moeite noch zorg heeft ontzien, om den jonggeborenen in een voegelijk gewaad onder het oog van het publiek te brengen. Een uitvoerige kalender, met alwat daar in den uitgestrektsten zin bij behoort, laat voor de inwoners van Friesland weinig te wenschen over. De inleiding van het Mengelwerk is door w. eekhoff met warmte gesteld, en dat Mengelwerk zelf, waarin proza en poëzij zich afwisselen, heeft ons wel bevallen. Daar er geen bladwijzer in het boekje voorkomt, willen wij onzen lezeren den korten inhoud opgeven. Een fiksch gesteld Friesch Volkslied opent het tooneel. De overlevering omtrent bauck hemmema is het welgestelde eerste prozastukje, gevolgd door eene Legende van den bekenden Dichter van halmael, en eene Romance in de Friesche landtaal. De Levensschets van w. van haren, met keurig gesteendrukt portret, staat hier op hare regte plaats, en de bloemlezing uit zijne schriften zal velen welkom zijn, alsmede het puikjuweel zijner poëzij, het Menschelijk Leven, dat, hoe bekend ook, nimmer te veel verspreid kan worden. De daarop volgende dichtregels zijn aan den weldoener van het nieuwe Stads-Weeshuis te Leeuwarden, wijlen den Raad van Indië baljeé, gewijd. Dan volgen twee versjes van den eenigen borger, die, onuitgegeven, aan weinigen bekend zijn, en waarvan de mededeeling zeker onzen lezeren welkom zal zijn:
Aan mijne Geliefde, op den dag van onze verloving. (1814.)
Voor 't oog van God en de Englenkoren
Zwoer nogmaals de verheugde mond
Den Eed, door 't hart reeds lang gezworen,
Gegriffeld in des harten grond.