men vooraf reeds vermoeden. Eenige vlekjes echter vielen ons in het oog. Zoo lezen wij, bl. 11,
Aphroe, in plaats van
Aphrote met den klemtoon op de voorlaatste lettergreep, gelijk het had behoord. Bl. 14:
Neen,
vriend! dat gij daarvoor het grootste loon ontvang'! Doch de tweede persoon heeft, ook in de zoogenaamde aanvoegende wijze,
ontvangt, geenszins
ontvange of
ontvang', gelijk in den eersten en derden persoon; en die
t in
ontvangt mag niet worden onderdrukt. Bl. 46 staat er:
't Waar' dollen overmoed; maar het zelfstandig werkwoord
wezen of
zijn heeft aan wederzijde den eersten naamval, zoodat die
accusativus hier misplaatst is. Ook op andere plaatsen meenen wij wel eens den vierden voor den eersten naamval te hebben ontmoet, en omgekeerd; terwijl wij bovendien op eenige spel- en drukfeilen hebben gestuit, van welke laatste wij hier alleen aanstippen bl. 22. vs. 10: ‘Wat hoorde ik? - ducht verraad van [
] gevangen maagd;’ welk
, dat hier en soms elders verkeerdelijk lang genomen wordt, door drukker en corrector vergeten is.
Wat nu de hoofdvereischten, vinding, uiteenzetting, karakterschildering, hartstogten en ontknooping, aangaat, in dit alles zal men den begaafden, geoefenden en met het tooneel bekenden Dichter ontwaren. Zeer gelukkig is de geveinsde flamincus met zijn' vertrouweling murena bijgebragt, om verwikkeling aan het stuk te geven, en eene catastrophe te doen ontstaan bij een gebeurtenis, die anders meer dramatisch dan tragisch is. En ja! in weerwil van die verwikkeling, en niettegenstaande die beide verraders sneven, komt ons toch nog, naar ons onderwerpelijk en feilbaar gevoel, het stuk, als geheel beschouwd, niet eigenlijk tragisch voor; doch dit ligt in de stof, en niet in de bewerking: deze is welgeslaagd, ook met opzigt tot de indeeling van het voorvallende, de aaneenschakeling der tooneelen en den voortgang der handeling. Treffend is het slot van het derde bedrijf, waar wij niet anders (zoo de bekende geschiedenis ons niet het tegendeel verwachten deed) dan de zegepraal van den snoodaard flamincus, en den val van mandonia in den haar gespannen strik, zouden kunnen te gemoet zien. Verrassend en natuurlijk is de wending in het vierde bedrijf; en in het vijfde vertoont zich scipio, bij