Silvio Pellico, over de Pligten. Door Jan-J.F. Wap, Leeraar bij de Koninklijke Militaire Akademie. Te Breda, bij F.P. Sterk. 1835. In gr. 8vo. 22 en 270 bl. f 2-40.
Toen wij in dit Tijdschrift, Junij 1834, silvio pellico's tien jaren Gevangenis, of Gedenkschriften, aankondigden, merkten wij, tot lof van den vrijzinnigen en echter godsdienstigen denktrant des Schrijvers, reeds aan, dat hij steeds zijnen troost in den Bijbel zocht, en dat hij, zoo men hem, wegens uiterlijke kerkgemeenschap en aankleving van deze of gene geloofsbegrippen en gewoonten, als Roomschgezinde beschouwen wilde, echter in overtuiging en beoefening zoo echt Protestantsch was, als immer mogelijk is. Te regt gaven wij aan pellico dien lof: want het is niet het omhelzen van deze of gene leerstelling, het gehecht zijn aan dit of dat kerkelijk gebruik, noch ook de verwerping van eenige kerkelijke instelling, welke den waren Protestant, als zoodanig, kenschetsen. Neen! het grondbeginsel van vrij onderzoek, onafhankelijk van kerkelijke bepalingen, en gepaard met het geloof in jezus als den christus, dit alleen maakt den Protestant; en hij, die daaraan vasthoudt, is, als zoodanig, onze broeder, ofschoon hij, ten gevolge eener van jongs af ontvangene rigting in zijne wijze van beschouwen, het Catholicismus, waarin hij is opgevoed, blijve aanhangen. Het is dan wel zeer liefdeloos, en verraadt tevens gebrek aan inzage van den aard des Protestantendoms, wanneer de Vertaler van pellico's werk over de Pligten, hetwelk nu voor ons ligt, hetgeen wij bevorens, ter aanbeveling en in een' geest van broederlijke verdraagzaamheid, zeiden, aan domheid toeschrijft (zie de noot op bl. 14 van het Voorberigt). En voor zoo ver die Vertaler, de bekende wap, zich ergert aan ons ontsnapte woordherhaling in den eersten volzin der bedoelde recensie, verwijzen wij hem naar zijn eigen geschrijf, (bl. 22 Voorb.) waar men in éénen vol-