Aan mijnen vriend ***, bij deszelfs vertrek naar Batavia.
Waan niet, wanneer ge uw' blik op d'Oceaan laat rusten,
En baar op baar verschijnt, doch even ras verzwindt,
Daar 't rollend golfgegolf u stuwt naar verre kusten,
Dat onze vriendschapsband zich even snel ontbind'!
Een ligtgetuigde kiel, door wind en tij gedreven,
Voere u de westerpoort van d'Indus in 't gemoet;
Toch blijft gij, dierbaar Vriend! in mijn gedachten leven,
Al bruist ook tusschen ons een breidellooze vloed.
Geen ruimte of tijd ontsnoert de hechtgeknoopte banden,
Gestrengeld in het prilst van onzen jong'lingstijd,
Drukke ook mijn hand voor'tlaatst ligtdeuweaan Hollandsstranden,
Nu gij 't gevaart' bestijgt, welks boeg den rug doorsnijdt
Der baren, om den koers door d'Oceaan te vinden
Naar Java's vruchtb'ren kreits, in 't dagaanbrengend Oost,
Waar tamarindenloof u groet, voor eik of linden,
En 't gloeijend zonnevuur het welig aardrijk roost.
Streef dan, ver over zee, 't gewenscht Jakatre tegen,
Waar Indiaan, Chinees, Maleijer, Neger woont;
Oogst daar, voor noeste vlijt, een' ongedachten zegen,
Die mijnen wensch vervult en uwe hoop bekroont!
Zoo wij 't gevoel in ons door ontrouw nimmer krenken,
't Zij in des levens nacht ons vreugde of smart verbeid',
Dan is de zee, mijn Vriend! wen we aan elkaar gedenken,
Geen klove, die, als 't graf, den dood van 't leven scheidt.
's Lands vlag zal, 't blijft mijn beê, heur banen eens ontplooijen
Op 't vaartuig, dat u weêr naar Hollands duinen voert,
Vóór de ouderdom ons hoofd met wintersneeuw zal tooijen,
Of 't alverslindend graf ons in zijn kluisters snoert!
Zweef dan, het oog op God, door stormgeweld en golven!
Betrouw Hem, schoon uw hoop in 't nijpendst wee verflaauwt!
| |
Zwerft ge op den Oceaan, van baren als bedolven,
Gij weet, Zijn schepter reikt zoo ver de hemel blaauwt.
Streef dan, op Hem gerust, waar u de zee moog' sling'ren,
Het geurig Morgenland bemoedigd in 't gemoet!
Neem aan dit jongst geschenk; 't moge u den Vriend herin'ren!
Hem blijve uw vriendschap bij; u, dees zijn afscheidgroet!
Amsterdam, 29 Sept. 1835.
|
|