Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1835
(1835)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVersailles.Wij hadden een bad aan de Pont-neuf genomen, en keerden door de rue Dauphine naar ons hôtel terug, ten einde te ontbijten. ‘Les eaux jouent à Versailles,’ zegt een onzer kennissen, (een Engelschman) dien wij toevallig ontmoetten. Spoedig is ons besluit genomen, car il saut profiter de l'instant, en niet elken zondag brengt men de machines in beweging, die met groote kosten het water van St. Germain tot aan Versailles opvoeren, ten einde de menigte voor eenige oogenblikken te vermaken. ‘Wij zullen trachten nog plaats op een' der wagens te krijgen.’ Deze zijn bij schoon weder, zoo als het heden was, opgepropt vol, en de plaatsen daags te voren reeds besproken. Spoedig waren wij in de kleeren, begaven ons naar de place du Carrousel, en waren onder de gelukkigen, die nog een plaatsje kregen. Het was heerlijk weder, en ik was wel te moede, Parijs achter mij te zien, voor eenige uren | |
[pagina 773]
| |
uit dien grooten bajert te zijn, en mij in de lieve, vrije natuur te bevinden. Ik weet niet, welke zachte en aangename gewaarwordingen ik ondervond; dit is zeker, dat zij geheel verschilden van die, welke mij huizen van 7 en 8 verdiepingen, waartusschen men rondkruipt, en slechts langwerpige vierkanten van den lieven blaauwen hemel ziet, veroorzaken. Wij zaten met ons beiden op de Imperiale; overal konden wij onze blikken wenden, en ons verzadigen met het gezigt van de heerlijkste en bevallig afwisselende landschappen. Verre van het gedruisch der steden en van de woelige vermaken, die deze rustelooze en ijdele maatschappij oplevert, gaan wij naar het land, om het zuiverste genot te smaken, en de lucht der gezondheid, der vrijheid en des vredes in te ademen. De weg naar Versailles door de barrière de Passy levert de fraaiste gezigten op: wij doorreden heerlijke lanen; aan de eene zijde schoone heuvels, zoo overvloedig met boomen beplant, dat derzelver takken als 't ware een groen veld vormen. Welk eene werking doen de schakeringen, nuances en contrasten der verschillende kleuren van groen! Aardige landhuisjes, kleine tuinkoepels vormen de meest romaneske partijen. Aan de andere zijde van den weg, althans aan deszelfs begin, de Seine, aan wier overzijde weder levendig en helder groen prijkt. In het land, (gelijk tollens zingt) ‘Verscholen in moerassen,
Uit wier en dras geweld,’
geboren en opgevoed, is mij immer een landschap schooner, wanneer ik er kabbelende golfjes door zie stroomen. Wij reden Sèvres door, waar de schoone porseleinfabrijk is, een fraai dorp, maar te vergeefs zoekt men er het nette, zindelijke, echt landelijke der Hollandsche dorpen. Kan ik de heerlijke ligging van St. Cloud beschrijven? Fraai is het inkomen van Versailles. Eene groote breede laan opent het uitzigt op het kasteel, dat door lodewijk XIII gebouwd werd, en waarachter zich de groote en prachtige tuin met zijne beelden en waterwerken bevindt. Ik kan u het balkon van wit marmer, de kolommen, die het ondersteunen, en het beeldhouwwerk, dat het gebouw versiert, niet naar eisch beschrijven. De vleugels van moderner bouworde werden door lodewijk XIV gebouwd. - Tegenover het kasteel is een | |
[pagina 774]
| |
ander groot en schoon gebouw, met een ijzeren hek omgeven. Met verwondering las ik aan den hoofdingang: Ecuries du Roi. Zij kunnen meer dan honderd paarden bevatten. Gelukkige beesten! dacht ik; gij huisvest in een paleis: hoe vele duizend behoeftigen moeten u niet benijden! Het was een zeer gelukkige en verstandige inval van mijnen vriend, voor te stellen om eerst te gaan eten, daar men later vermoedelijk niets of weinig goeds zoude kunnen krijgen. Was het de heldere frissche buitenlucht, die onze magen in meerdere werkzaamheid had gebragt, dan gewoonlijk? het was half 3, en wij gevoelden goeden eetlust. Ziedaar ons bij borsa, café restaurant! Eene opmerking, die weinig waarde heeft, maar waar is, is deze: hoe verder van Parijs, des te slechter eten, maar des te beter wijn. Is Versailles in eene kazerne veranderd? het wemelt van Officieren en soldaten, voorzigtigheidsmaatregel van het pensée immuable, alias louis philippe. In Parijs is het den Officieren verboden, buiten dienst en tenue te zijn; in Versailles prijkt men om het zeerst met de twee zilveren of gouden schouderlapjes, waarvan dunnere of dikkere franjes afhangen; met die schouderdeksels, die men epauletten noemt, en die in den militairen stand zoo veel beteekenen, en, hoe strijdig ook met de gezonde rede, zonder aanzien van de innerlijke waarde des persoons, die dezelve draagt, deszelfs waarde bepalen. Hoe veel schooner is de Nederlandsche armée, bij de Fransche vergeleken! Van den regelmatig en prachtig aangelegden tuin kan men zeggen: hij is grootsch en stout. Heerlijke beelden versieren denzelven. Stoute groepen! wat was de eerste oorzaak, dat de kunstenaar u te voorschijn bragt? De ijdelheid, de weelde van éénen man, van lodewijk XIII. Ontzettend moeten de kosten geweest zijn, aan dezen tuin besteed: men zegt, dat de Koning dezelve, om deze reden, nimmer heeft willen bekendmaken. Deze zucht tot weelde en ijdelheid, zoo zeer te misprijzen in eenen Vorst, wanneer zij ten koste des volks bevredigd wordt, heeft echter ook hare goede zijde: zonder dezelve hadden de meesterstukken der Grieksche en Romeinsche bouw-, beeldhouw- en schilderkunst nimmer bestaan. De vernietiging der weelde en pracht is het middel, om de schoone kunsten te verbannen: want, zoo als een mijner lievelingsschrijvers zegt: ‘Les arts ne produisent, comme la nature, qu'autant qu'on consomme leurs productions.’ | |
[pagina 775]
| |
Het zoude mij onmogelijk zijn, de schoone groepen, zoo van marmer als metaal, te beschrijven. Die beschrijving zoude ook in allen gevalle een dor geraamte zijn. Verrassend zijn de gezigtpunten, die men overal vindt. Alom hoort men het ruischen van de langzaam in beweging gebragt wordende fonteinen, van welke de eene de andere in schoonheid overtreft. Hoe de weêrkaatsing en straalbreking af te malen, door de zon op de als diamanten schitterende en in de lucht zich verheffende droppels water te weeg gebragt! De begoocheling is zoo groot, dat men dikwijls in den waan geraakt, een vuurwerk in plaats van een waterwerk te zien, zoo vele en zoo verschillend zijn de kleuren, die elkander om strijd vervangen, van welke de eene nog meer schittert dan de andere, zoodat zij dikwijls het oog vermoeijen. Wil gij uwen reuk vergasten? welnu, ga op de balustrade, die het uitzigt op de groote en schoone oranjerie heeft. Voortreffelijk zijn de geuren, waarmede meer dan 500 oranjeboomen van de grootste soort de lucht balsemen en vervullen; en dan nog het heerlijk vergezigt, dat zich opent! Wilt gij de kracht, gramschap en zegepraal van den leeuw zien, wanneer hij zijne prooi, ter aarde geworpen, door de zwaarte zijns ligchaams verplet, en door de sterkte zijner klaauwen als ineenperst? beschouw de fontein van diana: twee leeuwen zult gij zien, van welke de een eenen wolf, de andere een wild zwijn overmeestert. Deze dieren schijnen te leven; en huiverend, alsof zij dit werkelijk deden, blijft de aanschouwer op eenen afstand. Verrassing volgt op verrassing. In het bosquet de la Colonnade nedergezeten, bewonderde ik de schoone vormen der marmeren kolommen, die het ronde gebouw uitmaken, en vereenigd zijn door bogen van de Corinthische orde; een gebouw, waarvan het blaauw des hemels het dak vormt. Eensklaps hoort men een geruisch en gesuis, en rondom springen regtopgaande waterzuilen uit 32 marmeren vazen, en vallen weder in deze neder. Dan, de menigte stroomt reeds naar het groote waterbekken van apollo, en sleept ons mede. In het midden van hetzelve ziet men den God, gezeten op zijnen zonnewagen, en als uit de baren der zee te voorschijn komende. Zijn wagen wordt door vier paarden van het edelste ras getrokken. Tritons en dolfijnen omgeven denzelven. Als door eenen tooverstaf aangeraakt, blazen de dolfijnen, de tritons en verschillende soorten van zeemonsters stroomen wa- | |
[pagina 776]
| |
ters uit, en door een' regen van pareldroppen en duizende veelkleurige regenbogen ziet men apollo. - Ten 5 ure verdrong men elkander, ten einde het grootste en voor het algemeen daarom het schoonste der waterwerken te zien; 't is het bassin van neptunus. Behalve de verschillende groepen en beelden, die het omringen, verdienen de volgenden buiten twijfel met regt de aandacht van den vreemdeling. In het midden tusschen de oevers der groote waterkom ziet men de kolossale beelden van neptunus met zijnen drietand en van zijne echtgenoote amphitrite; zij zijn omgeven door tritons, nimfen en zeegedrogten. Aan het linkereinde van het langwerpig ronde bekken is proteus, de herder der kudden van den God der Zee; aan het regtereinde de allegorische voorstelling van den Oceaan, gezeten op eenen eenhoorn. Ter wederzijden van deze beide groepen zijn twee ontzettend groote draken. Ten 5 ure ontsprongen uit al deze groepen zeer schoone stralen, bogen, kransen en kringen van water; hoog wordt hetzelve opgevoerd; het vormt in de lucht als 't ware een wit gaas, waardoor men het blaauw des hemels ziet; het valt als stof neder, en dit stof, door den wind voortgejaagd, besprengt en bevochtigt op de aangenaamste wijze allen, die bij het bekken zich bevinden. In de schoone kunsten is het eene vaste waarheid, dat hare voortbrengsels, hoe meer aan de natuur gelijkvormig, des te schooner zijn. Dit ondervond ik ook thans. Gewisselijk, de opgenoemde beelden en beeldgroepen, en de kunstige wijze, waarop men in duizenderlei vormen het water uit dezelve doet springen, zijn schoon, en doen ons verbaasd staan over 's menschen vernuft, dat dit alles daarstelde; maar, het is de schoone, lieve en onnavolgbare natuur niet; deze zoekt men te vergeefs - het is alles kunst. Hetgeen mij dus het schoonste en het meest bewonderenswaardig voorkwam, was dat gedeelte der waterwerken, waar de kunst de natuur had nagebootst, en dat wel op eene voortreffelijke wijze. 't Is het bosquet des Bains d'Apollon. Dit is het meesterstuk van beeldhouwkunst, dat het park van Versailles bezit. Men ziet eene kunstige rots, maar zoo volmaakt naar de natuur gevormd, dat men zich naauwelijks kan verbeelden, dat dit het geval niet is. Geheel in het wilde en op de grootsche wijze der natuur steekt hier en daar een struik of plant of boom op en tusschen de kloven en spleten der rots uit; hier en daar ver- | |
[pagina 777]
| |
heft zich het klimop, en wordt besproeid door enkele waterdroppels; hier en daar, maar zoo juist geplaatst, dat men steeds de natuur voor zich meent te zien, eene heideplant, en weder op eene andere plaats graszoden; uit de kloven en spleten springt, spat en spuit het water, nu eens als wilde het alles met zich in een' breeden stroom medevoeren, dan weder zacht langs de groeven en spleten der klippen heenvloeijende en de planten bevochtigende; daar bruist het tegen eene klip; deze breekt deszelfs kracht; het wordt teruggeworpen, en valt weder op andere klippen en rotspunten neder; nu vloeit het weder langzaam door duizende bogtige en kleine kanalen; lager verzamelt het zich in eene groote kom, en dan, door de vereeniging zijne kracht terugkrijgende, die op zoo vele wijzen gebroken was geworden, stort het weder plotseling ruischend neder. De maker van dit meesterstuk heeft zeker meer dan eenmaal met verrukking eenen door de natuur daargestelden waterval gadegeslagen: hoe was het anders mogelijk, dat wilde en toch zoo schoone en grootsche na te bootsen? Inderdaad, het park van Versailles is grootsch; maar het is, niettegenstaande de groote kosten, die er aan besteed zijn, ver beneden het schoon der natuur. Het voor de eerste maal ziende, is men opgetogen en verrukt, maar slechts voor eenige oogenblikken; dan wordt men koel en koud en onverschillig. Hoe geheel anders is het met uwe liefelijke en door de goede moeder natuur gevormde dreven, o heerlijk en betooverend Montmorency! Twee uren van genot smaakte ik in den tuin te Versailles, en ik was verzadigd; dagen, ja maanden zoude ik kunnen rondwandelen in het bosch, waar jean jacques en grétry gewoond en geleefd hebben, en altijd zoude ik nieuw genot gesmaakt, elke voetstap bij mij eene nieuwe zalige gewaarwording opgewekt hebben. Maar op dit bosch, op die heerlijke lanen en nu sombere, dan weder levendige partijen is ook toepasselijk hetgeen dupaty zegt, in wiens beschrijving men den tuin van Versailles kan wedervinden: ‘Zij zijn verre van op die afgemetene tuinen te gelijken, die, op bevel van den hoogmoed, door de stijve kunst zijn aangelegd; die tuinen, waar de schaar, de hark en regte lijn een eentoonig en streng gezag uitoefenen, waar ieder perk slechts ééne bloem, iedere laan slechts éénen boom aanbiedt, waar elke ruimte slechts een groote weg en alles een eentoonig geheel vormt; die tuinen, | |
[pagina 778]
| |
in één woord, die, hoe groot zij ook zijn, echter slechts aangelegd schijnen, om met eenen oogopslag overzien, in een honderd schreden doorwandeld, in een enkel uur genoten te kunnen worden.’ Met eene cabriolet reden wij naar Parijs terug, lieten ons aan den jardin des Tuileries afzetten, gingen naar den boulevard des Italiens, en, onder het gebruiken van glâces en het beschouwen der wemelende menigte voor het café de Paris, rustten wij uit van de vermoeijenissen des zoo aangenaam doorgebragten dags. Ten half elf keerden wij naar het pays Latin terug, ten einde, door den slaap verkwikt, des anderendaags weder aan studie en opzameling van kennis te denken.
(Het vervolg hierna.) |
|